#6 - Materiële welvaart in Zeeland
In de periode april tot en met september 2021 lichten wij iedere maand een thema uit van de regionale monitor brede welvaart van het CBS (zie hier onze inleiding over brede welvaart in Zeeland). Deze maand staat ‘Materiële welvaart’ als laatste editie van deze reeks centraal. We bespreken eerst de indicatoren van materiële welvaart voor Zeeland en ijken deze aan Nederland en andere regio’s. Vervolgens gaan we in op andere monitors en hun bevinding ten aanzien van dit thema. We sluiten de bijdrage af met een algemene conclusie, waarbij we ook vooruitblikken naar ons eigen onderzoek later dit jaar ‘Leven in Zeeland’.
Korte terugblik
Eerder in onze themareeks constateerden we dat Zeeuwen doorgaans gelukkig zijn en minstens zo veel woongenot hebben als de gemiddelde Nederlander. Ook zijn relatief weinig inwoners werkloos. Wel moeten de Zeeuwse inwoners, gemiddeld genomen, wat verder reizen naar voorzieningen en heeft de regio te maken met een krappe arbeidsmarkt. Het beeld van het milieu is wisselend; een goede waterkwaliteit, maar een hoge emissie van broeikasgassen en een grotere afstand tot openbaar groen. Op sociaal vlak zien we dat Zeeuwen door de jaren heen steeds minder dagelijks contact hebben met anderen. De provincie telt relatief veel inwoners die vrijwilligerswerk doen. Als we kijken naar ontwikkelingen in de tijd dan zien we dat Zeeland het goed doet op de thema’s veiligheid, arbeid en vrije tijd, maar minder hoog scoort op het thema wonen.
In deze laatste bijdrage besteden we aandacht aan een ander stukje van de puzzel rond brede welvaart in Zeeland, namelijk materiële welvaart.
Waarom het thema relevant is
Materiële welvaart wordt traditioneel gezien als de belangrijkste graadmeter van welvaart. Het gaat over de beschikbare middelen waarmee mensen kunnen voorzien in hun (dagelijkse en niet-dagelijkse) levensbehoeften. Brede welvaart gaat verder dan materiele welvaart en neemt ook niet-materiele aspecten mee. Toch horen de materiele aspecten thuis in de meting van kwaliteit van leven in de regio. Het model Brede Welvaart van het CBS hanteert twee indicatoren voor het monitoren van materiële welvaart in de regio. Te weten:
(a) Bruto Binnenlands product per inwoner
(b) Mediaan besteedbaar inkomen;
We lichten verderop in deze bijdrage de indicatoren uit de regionale monitor brede welvaart van het CBS uit voor de provincie Zeeland. Hoe staat Zeeland ervoor? Welke ontwikkelingen zien we? Wat kunnen we hieruit leren?
Bruto Binnenlands Product
De economische ontwikkeling van een land of een regio wordt doorgaans gemeten aan de hand van het bruto binnenlands product (bbp). Het bbp geeft als het ware aan wat er in de regio door middel van economische activiteit ‘verdiend’ wordt. Deze verdiensten komen uiteindelijk terecht bij de huishoudens, wat zorgt voor materiële welvaart. Door het bbp per hoofd van de bevolking te berekenen wordt vervolgens gecorrigeerd voor de omvang van de regio; logischerwijs wordt er namelijk in een grotere regio, zoals Zuid-Holland, meer verdiend dan in een kleinere regio, zoals Zeeland.
De toegevoegde waarde per hoofd ligt in Zeeland structureel onder het landelijk gemiddelde; in 2019 lag het bbp per hoofd in Zeeland ruim 20 procent lager dan het landelijk gemiddelde. In de Randstedelijke provincies Noord-Holland en Utrecht wordt, met respectievelijk 59 en 54 duizend euro aanzienlijk meer economische waarde toegevoegd per hoofd van de bevolking. Flevoland, Friesland en Drenthe zijn, na Zeeland, de hekkensluiters van deze lijst. De ontwikkeling van het bbp per hoofd in Zeeland gaat gelijk op met die in Nederland.
Mediaan besteedbaar inkomen
Het mediaan (gestandaardiseerd) besteedbaar huishoudinkomen in Zeeland neemt een middenpositie in ten opzichte van de andere provincies in Nederland. Utrecht heeft, met gemiddeld €27.400 het hoogste mediane inkomen per huishouden; in de provincie Groningen is die het laagst.
Als we kijken naar regionale verschillen binnen Zeeland dan zien we o.a. dat het mediane inkomen van huishoudens in Veere in 2018, met €28.200 per jaar, bijna 20% hoger lag dan het mediane inkomen in Vlissingen. De mediane waarde van het inkomen zegt overigens nog weinig over de verdeling van de materiële welvaart binnen de gemeenten. Verderop in deze bijdrage wordt hier nader op ingegaan.
Andere monitors over materiële welvaart
Net als in de regionale monitor brede welvaart van het CBS wordt materiële welvaart ook meegenomen in andere monitors van brede welvaart. De Brede Welvaartsindicator (BWI) van de Universiteit van Utrecht en de Rabobank geeft een gewogen totaalbeeld van de stand en ontwikkeling van de brede welvaart in de regio; één van de thema’s die in dit totaalbeeld wordt meegenomen is materiele welvaart.
De UU en Rabobank kwamen in 2019 tot de conclusie dat de brede welvaart in Nederland, na een tijdelijke daling, na 2013 weer structureel is gestegen. Deze stijging zou vooral het gevolg zijn van gunstige economische ontwikkelingen (dalende werkloosheid en stijgend inkomen).
Hoewel de Brede Welvaartsindicator verder kijkt dan materiële welvaart is de welvaartsgroei in de afgelopen jaren dus grotendeels materieel van aard. Het BWI laat zien dat de toename in brede welvaart duidelijk minder sterk is dan de toename van het bbp per hoofd van de bevolking; oftewel: de groei van brede welvaart is sinds 2014 minder sterk dan de groei van materiële welvaart.
Ook in de monitor Duurzame gemeenten van het PON wordt stil gestaan bij materiële welvaart. Deze monitor is interessant, omdat het inzicht geeft in de brede welvaart binnen gemeenten en bovendien inzicht geeft in de ontwikkeling van het regionale ‘economisch kapitaal'.
De Zeeuwse gemeenten scoren over het algemeen onder gemiddeld als het gaat over economisch kapitaal. Een opvallende uitzondering is de gemeente Vlissingen; van alle Nederlandse gemeenten staat die gemeente op plek 84 en dat komt volgens dit onderzoek vooral door de goede ruimtelijke vestigingsvoorwaarden in deze gemeente (voldoende ruimte voor en goed beheer van ruimte voor bedrijvigheid) en niet door bijvoorbeeld het concurrentievermogen (waar bbp per hoofd één van de onderliggende indicatoren is). Een thema waarop vrijwel alle Zeeuwse gemeenten volgens de monitor duurzame gemeenten laag scoren is kennis. Voor de economische ontwikkeling van Zeeland is dit een belangrijk aandachtspunt.
Conclusie en reflectie
De materiële welvaart in Zeeland, in termen van mediaan inkomen van huishoudens, ligt ongeveer op het landelijk gemiddelde. Als je kijkt naar het BBP per inwoner, een belangrijke graadmeter voor de economische ontwikkeling, dat blijkt dat de economische productiviteit in Zeeland structureel lager is dan die in andere Nederlandse provincies. De economische structuur en in het bijzonder de beperkte kennis en innovatiekracht lijken hierin een belangrijke rol te spelen.
Wanneer we kijken naar economische groei, dus de algemene economische ontwikkeling, dan doet Zeeland het in de laatste tien jaar niet slecht. In deze periode was de jaarlijkse volumeontwikkeling van het BBP in Zeeland, met gemiddeld 1,7%, iets hoger dan het landelijk gemiddelde (gemiddeld jaarlijks 1,4%). Er zijn echter wel zorgen over de concurrentiekracht van Zeeland. Via het investeringsprogramma ‘Zeeland in stroomversnelling 2.0’, financieel ondersteund door de Regio Deal Zeeland, is in de afgelopen periode gewerkt aan een programma voor versterking van de Zeeuwse economie. Verbetering van het vestigingsklimaat en in het bijzonder kennis en innovatie, leefbaarheid en voorzieningen voor bedrijven staan hierin centraal.
De hier behandelde twee indicatoren uit de monitor van het CBS geven een algemeen beeld van de materiële welvaart in de regio. Kijken we breder naar de Sustainable Development Goals (SDG’s) dan zien we dat daar ook componenten als duurzaamheid en gelijkheid een rol spelen in de welvaartsontwikkeling van een regio. De wijze waarop materiële welvaart wordt gegenereerd en verdeeld in de regio krijgt in de SDG’s namelijk ook aandacht in de vorm van armoede in de regio (aansluitend op SDG 1; geen armoede), de verdeling van materiële welvaart en ongelijkheid (aansluitend op SDG 10) en de regionale beschikbaarheid van waardig werk (SDG 8.1). Het algemene idee is dat welvaart voor de één ten koste kan gaan van welvaart van de ander (ongelijkheid) en welvaartsconsumptie in het heden, afhankelijk van de wijze waarop deze welvaart wordt gegenereerd, ten koste kan gaan van welvaart van toekomstige generaties (duurzaamheid).
Waar duurzaamheid wel een plek heeft in de regionale welvaartsmonitors, komt de verdeling van materiële welvaart binnen de regio vooralsnog slechts beperkt aan bod. Hier lijkt nog een winst te behalen als het gaat om monitoring. In de landelijke rapportage Monitor Brede Welvaart en Sustainable Development Goals 2021 wordt wel specifiek aandacht besteed aan de verdeling van brede welvaart, namelijk door te kijken naar verschillen tussen bevolkingsgroepen, op basis van de persoonskenmerken leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en migratie-achtergrond.
Zeeuwse verdieping
In het onderzoekstraject Leven in Zeeland richten we ons op verbreding op een zestal actuele Zeeuwse thema’s binnen het model van brede welvaart. Hoewel materiële welvaart (en economische groei) niet één van deze centrale thema’s is, wordt er wel aandacht besteed aan kwetsbaarheid, in de vorm van lichamelijke, sociale en ook financiële kwetsbaarheid. Met deze analyse naar kwetsbaarheid willen vooral laten zien dat er, los van de algemene welvaartsontwikkelingen in de regio, er altijd mensen en gezinnen zijn die door omstandigheden of beperkte middelen mogelijk minder kunnen profiteren van welvaartsgroei dan anderen.
Lees ook over de andere thema's in onze reeks: