#ZLDJongeren&Cultuur - "Netflix, is dat cultuur?"
Wat vinden kinderen en jongeren in Zeeland van het cultuuraanbod in de provincie? Hoe ziet hun culturele levensloop eruit? Vragen voor onderzoekers om van te smullen! Die waren dan ook de aanzet voor een breed, verkennend onderzoek dat álle culturele disciplines bestrijkt en een grote doelgroep onder de loep neemt, namelijk kinderen en jongeren tussen 10 t/m 30. Van Aardenburg tot Zonnemaire; op scholen, in muziekcentra, bioscopen, bibliotheken en – vooral – bij kinderen en jongeren thuis spraken onderzoekers Emma en Iris met 106 respondenten.
In deze rapportage vind je volop aandacht voor cultuurbeleving in de Zeeuwse context; ervaringen van het bezoek aan de bekende Zeeuwse culturele instellingen, maar ook, wat kinderen en jongeren stimuleert of belemmert aan culturele activiteiten mee te doen. Bij de samenstelling van de rapportage maken we ruimschoots gebruik van citaten uit de interviews. Zo kom je dicht bij de belevingswereld van Zeeuwse kinderen en jongeren.
Infographic
Samenvatting
- #ZLDjongeren&cultuur is een kwalitatief onderzoek met kwantitatieve elementen onder kinderen en jongeren in Zeeland. De Zeeuwse cultuursector geeft namelijk aan de aansluiting op deze doelgroep te willen verbeteren. We verkennen wat de cultuurbeleving en cultuurparticipatie van Zeeuwse kinderen en jongeren karakteriseert.
- Onder ‘kinderen en jongeren’ verstaan we de doelgroep van 10 t/m 30 jaar. De doelgroep splitsten we op in vier leeftijdscategorieën: 10 t/m 13, 14 t/m 16, 17 t/m 22 en 23 t/m 30. In totaal 106 deelnemers verspreid over de regio’s van Zeeland deden mee aan semigestructureerde groepsinterviews.
- Onder ‘cultuur’ verstaan we enerzijds passieve cultuurdeelname, zoals bioscoop- en concertbezoek en anderzijds (actieve) cultuurparticipatie: zelf of onder begeleiding creatief bezig zijn.
- De groep 10 t/m 13 jaar: enthousiast & afhankelijk. Ze staan open voor allerlei vormen van culturele activiteiten. Daarbij zijn ze wél in grote mate afhankelijk voor de kosten en het vervoer. Een voorwaarde voor plezier beleven aan een culturele activiteit, is dat het niet saai is.
- De groep 14 t/m 16 jaar: nonchalant & niet alleen. Ze hebben, vergeleken met de andere drie leeftijdsgroepen het minst interesse in cultuur. Ze willen liever niet alleen iets doen. Als vrienden een culturele activiteit leuk vinden, is de kans veel groter dat die hen zelf óók aanspreekt.
- De groep 17 t/m 22 jaar: beleving & budget. Sfeer en ervaring zijn belangrijk voor deze groep. Daarnaast worden de keuzes van deze groep grotendeels bepaald door de kosten van cultuurdeelname.
- De groep 22 t/m 30 jaar: comfort & kwaliteit. Deze groep heeft relatief veel te besteden aan cultuur en heeft er ook relatief veel interesse in, vergeleken met de jongere leeftijdsgroepen. Net als de jongere groepen spelen interactiviteit, vrienden en de sfeer een grote rol bij het positief beoordelen van een culturele activiteit.
- Deelname aan cultuur hangt af van een samenstel aan belemmeringen en stimulansen, die lang niet altijd met de inhoud van de activiteit te maken hebben. Niet alleen hoeven luisteren of lezen, maar iets doen is een grote stimulans, net als nieuwe dingen proberen. Enkele belemmeringen zijn terug te leiden naar de regio: vervoer, reisafstand en het Zeeuwse imago. Andere zijn universeler van aard: kosten, het gezelschap en de invloed van ouders.
- Cultuureducatie brengt vrijwel alle kinderen en jongeren in aanraking met cultuur. Dat leidt niet zozeer tot meer cultuur beoefenen of bezoeken in de vrije tijd.
- Er is een scherpe tweedeling in de voorkeursmethode om communicatie over culturele activiteiten te ontvangen. Ofwel drukwerk, ofwel online. Daarnaast geven veel kinderen en jongeren aan dat ze niet specifiek op zoek gaan naar aanbod, tenzij het om een bioscoopfilm gaat, maar dat het ‘op hun pad komt’.
- De wensen van kinderen en jongeren voor het cultuuraanbod spitsen zich toe op een nieuw museum, meer muziek in de omgeving (zowel concerten als zelf beoefenen) en een groter aanbod aan creatieve activiteiten.
Inleiding
Aanleiding
Dit onderzoek, #ZLDjongeren&cultuur, is uitgevoerd naar aanleiding van de door de klankbordgroep Zeeuwse Cultuursector en de Provincie Zeeland gestelde vraag aan het Kenniscentrum Zeeuwse Samenleving van de HZ University of Applied Sciences (HZ I KCZS) om verdiepend onderzoek te doen naar de cultuurbeleving en -participatie van Zeeuwse kinderen en jongeren.
Uit gesprek met de leden van de klankbordgroep blijkt dat in de sector het gevoel heerst dat er niet voldoende aansluiting is met deze doelgroep. Dit geldt zowel voor het bereik – de hoeveelheid kinderen en jongeren die culturele activiteiten bezoeken of creatief actief zijn – als een gebrek aan informatie over de behoefte van de doelgroep. Overigens valt de erfgoedsector ook binnen de definitie van de cultuursector in dit onderzoek. Voor de leesbaarheid gebruiken we daarvoor enkel de term: cultuursector.
Deze vraag is ontstaan naar aanleiding van de publicatie van de Cultuurmonitor Zeeland van de Boekmanstichting (hierna ‘Nulmeting’). Daarop aansluitend is de doelstelling van dit onderzoek om de Provincie Zeeland en de Zeeuwse cultuursector te informeren over de beleving en participatie van de Zeeuwse jeugd van het cultuuraanbod in Zeeland.
Dit verdiepende onderzoek loopt tegelijk met de Cultuurmonitor Zeeland van Boekmanstichting, Het PON & Telos en Pyrrhula Research Consultants. Waar de Cultuurmonitor Zeeland een breed beeld geeft van de waarde van cultuur in Zeeland, richt het onderzoek #ZLDjongeren&cultuur zich op één specifieke doelgroep, namelijk kinderen en jongeren van 10 t/m 30 jaar.
Situatieschets
In de aanloop tot dit onderzoek werden gesprekken gevoerd met enkele leden van de klankbordgroep. Zo kregen we als onderzoekers een beeld bij de situatie in de sector en welke vragen er precies leefden. Er is versnipperd informatie aanwezig, uit kleinere (publieks)onderzoeken die door culturele instellingen worden uitgevoerd, anekdotische data en ervaringen. Ook is er informatie in de Nulmeting te vinden over de voorkeuren van jongeren.
Echter, er mist een overzicht met een algemeen beeld van, zoals een van de gesprekspartners dat noemde, ‘de culturele levensloop’ van kinderen en jongeren in Zeeland. Daarbij werd expliciet gevraagd aandacht te besteden aan de regionale kenmerken van Zeeland; wat is de relatie tussen cultuurbeleving en de randvoorwaarden die dat mogelijk maken, zoals vervoer en voorzieningen?
Doelstelling
De Zeeuwse culturele instellingen en anderen die actief zijn in de cultuursector (bijvoorbeeld zzp’ers) merken dat ze informatie missen over wat kinderen en jongeren (in de leeftijd van 10 tot en met 30) in Zeeland vinden van het huidige culturele aanbod en wat ze wensen van het toekomstige aanbod. Ook is het niet duidelijk of kinderen en jongeren überhaupt op de hoogte zijn van het Zeeuwse culturele aanbod. De cultuursector wil graag meer inzicht in bovenstaande thema's, omdat ze de cultuurdeelname van kinderen en jongeren belangrijk achten voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Daarnaast willen ze met hun eigen programmering beter op deze doelgroep aansluiten. Een aantal elementen is van specifiek belang voor de Zeeuwse situatie, namelijk: bereikbaarheid en daarmee samenhangend, de afstand tot culturele voorzieningen. De aanname van de klankbordgroep hierbij is dat dat in deze dunbevolkte regio een obstakel vormt voor cultuurdeelname. De hoofdvraag voor dit onderzoek is daarom:
Met het beantwoorden van deze vraag krijgt de Zeeuwse culturele sector een beter beeld van wat er speelt onder kinderen en jongeren als het gaat om cultuurdeelname, meer specifiek: over voorkeuren, wensen, belemmeringen en stimulansen. Die hebben niet enkel betrekking op het aanbod van de Zeeuwse culturele sector, maar ook op aanverwante thema’s, zoals kosten en bereikbaarheid. Op basis van die gegevens kunnen culturele instellingen beter inspelen op de behoeftes van de doelgroep. We hebben de volgende deelvragen opgesteld om hierover inzicht te verwerven:
-
Hoe ziet de culturele beleving van kinderen en jongeren in Zeeland eruit?
-
Welke factoren hebben invloed op deelname aan cultuurbezoek of het doen van een culturele activiteit? Belemmeringen? Stimulansen? Zowel belemmering als stimulans?
-
Hoe vindt de doelgroep informatie over het cultuuraanbod?
-
Wat is de invloed van cultuureducatie in het basis-, middelbare en hoger onderwijs op het ondernemen van culturele activiteiten in de vrije tijd?
-
Welke wensen zijn er voor het toekomstige culturele aanbod in Zeeland?
De methodiek en de onderzoeksverantwoording is te vinden in Bijlage 1.
1. De culturele beleving van kinderen en jongeren in Zeeland
Hoeveel tijd besteden de deelnemers überhaupt aan cultuur? Waar denken ze dan precies aan? Tijdens de interviews vroegen we niet alleen wat de deelnemers nú doen, maar ook vroeger. Binnen de variëteit aan culturele activiteiten die we de revue lieten passeren, benoemden we ook een aantal opties uit de erfgoedsector.
Leeswijzer
De informatie die we verzameld hebben is primair gesorteerd op leeftijdsgroep. Hiervoor volgen we het model dat het CJP gebruikt is in het Cultureel Jongerenprofiel (Delmee et al., 2012). Daarin wordt de groep van 10 t/m 22 onderverdeeld in vroege (10 t/m 13), midden (14 t/m 16) en late adolescenten (17 t/m 22). Daaraan hebben we nog een categorie, de jonge professional (23 t/m 30) toegevoegd.
In de eerste paragrafen ligt de focus op de werkvormen waaraan we kwantitatieve informatie hebben ontleend. Zo ontstaat er een algemeen beeld van de houding en waardering van culturele activiteiten. Vervolgens komt elke leeftijdsgroep apart voor het voetlicht. Eerst een algemene schets, samengevat met twee kernwoorden die passen bij de leeftijdsgroep. Daarna beschrijven we per leeftijdsgroep wat hun beleving is per culturele discipline (beeldende kunst, dans & theater, erfgoed, film, letteren en muziek). De beschrijving per doelgroep sluiten we af met een opsomming van culturele evenementen die ze het leukst vonden. Dit zijn álle evenementen die zijn genoemd, ook als ze maar één keer zijn genoemd.
Multidisciplinariteit
De praktijk is niet zwart-wit; culturele disciplines zijn waardevol als structureringsmiddel, maar er zijn allerlei voorbeelden van interdisciplinaire evenementen. In een aantal gevallen hebben we lastige keuzes gemaakt. Zo zijn álle musea onder het kopje beeldende kunst geschaard, ook musea die zich op het vlak van erfgoed bewegen, zoals Neeltje Jans en het Watersnoodmuseum. De scheidslijn tussen muziek aan de ene kant en dans & theater aan de andere kant is ook niet altijd hard te maken, zeker als het om festivals gaat. Festivals waarvan de hoofdmoot muziekoptredens is, zoals Vestrock, vallen onder muziek. Festival Onderstroom valt echter onder dans en theater.
Algemeen beeld en werkvormen
10 t/m 30 · Hoe deel jij je vrije tijd in?
Voordat we kijken naar de besteding van tijd aan cultuur, is het interessant om deze te plaatsen in de context van de vrijetijdsbesteding als geheel. Als start van het interview vroegen we alle deelnemers om tien legoblokjes te verspreiden over verschillende vormen van vrijetijdsbesteding. Elk legoblokje stond voor één uur.
We vroegen: “Je hoeft niet te denken aan werk, school of huiswerk, alleen aan de leuke dingen. Hoe deel jij je vrije tijd in?” Als opties gaven we ze: Naar de stad gaan, sport, culturele activiteiten, met vrienden afspreken, tv/internet/social media, en ‘anders’. Als er bij die laatste optie blokjes werden neergelegd, lieten we dat uitleggen. Dan werd genoemd: familiebezoek, buiten spelen, wandelen of lezen. Vooral de jongste kinderen legden daar blokjes neer, met als toelichting; naar de speeltuin gaan, familie bezoeken en lezen.
In figuur 1 is te zien dat de geïnterviewde kinderen en jongeren 11% van hun tijd besteden aan culturele activiteiten. Per leeftijdsgroep lees je meer over de vrijetijdsindeling, en hoe die samenvalt of contrasteert met het beeld dat we van de groep in zijn geheel schetsen.
10 t/m 30 · Hoe vaak bezoek je een culturele activiteit?
We gebruikten de vraag ‘Hoe vaak bezoek je een culturele activiteit’ als indicatie voorafgaand aan het gesprek (op het aanmeldformulier), om de culturele interesse van de deelnemer te peilen. Iets minder dan de helft (44%) bezoekt eens per halfjaar een culturele activiteit. 41% geeft aan vaker te gaan, één keer per maand. Een klein deel (9%) geeft aan eens per jaar of minder een culturele activiteit te bezoeken en slechts 6% bezoekt wekelijks een culturele activiteit.
10 t/m 30 · Culturele activiteiten: van leukst naar minst leuk
De kinderen en jongeren mochten zeven culturele activiteiten rangschikken van leukst naar minst leuk. Bij deze activiteiten hoefden ze géén rekening te houden met kosten en vervoer. Wat er voor de deelnemers erg uitspringt is de bioscoop: deze activiteit scoort gemiddeld veruit het hoogst. Zoals in figuur 3 te zien is, staat deze activiteit in 91% van de gevallen in de top drie van de zeven activiteiten. Ruim de helft van de jongeren, 55%, plaatst de bioscoop zelfs op de eerste plek. Kijkend naar de gemiddelden staat pottenbakken op de tweede plek van activiteiten die de jongeren het liefst zouden willen doen. In 68% van de gevallen dat de deelnemers de rangschikopdracht uitvoerden, stond pottenbakken in de top drie.
Na de bioscoop en het pottenbakken staat de tentoonstelling het meest in de top drie van de jongeren, namelijk in 63% van de gevallen. Deze activiteit staat het vaakst op de middelste plek, plek vier. De absolute middenmoter, dus. Jongeren voelen zich niet erg aangesproken door ‘de tentoonstelling’. Tijdens de gesprekken bleek dat ze dit ervaren als een redelijk vaag containerbegrip. We hoorden namelijk vaak de vraag; ‘Wát voor tentoonstelling?’. Het beeld wat de deelnemers hebben is minder vast omlijnd dan bij de andere activiteiten en nog open voor interpretatie. We kunnen eruit afleiden dat het onderwerp van de tentoonstelling bepalend is om het wel of niet te bezoeken.
Na de tentoonstelling volgt er een brede middenmoot van activiteiten die dicht bij elkaar liggen in de beoordeling. Dat zijn: een hiphopdemonstratie, een meet en greet met een schrijver en een stadstour. De hiphopdemonstratie stond bij precies de helft van de jongeren in de top drie. De meet en greet en de stadstour valt in meer dan de helft van de gevallen buiten de top drie van de zeven activiteiten. Jongeren zijn hier over het algemeen minder enthousiast over dan andere culturele activiteiten. Over het ringrijden zijn ze het minst positief; slechts in 34% van de gevallen staat deze activiteit in de top drie. Een kwart van de jongeren legt deze activiteit zelfs op de laatste plaats.
10 t/m 30 · Welke creatieve activiteit willen kinderen en jongeren meer doen?
Aan de deelnemers hebben we gevraagd welke culturele activiteit ze meer zouden willen doen. Bij deze vraag lag de focus dus op zelf creatief bezig zijn. Bij de twee jongste leeftijdsgroepen hebben we dit tijdens het interview uitgevraagd, zodat we meer uitleg konden geven bij de activiteiten. De twee oudste groepen gaven dit via een vragenlijst aan.
Als we de groepen samennemen geven de deelnemers aan dat ze het liefst meer foto’s en filmpjes zouden willen maken: “Als je mijn camerarol bekijkt staan er allemaal foto's van mijn kat in, allemaal wazig. Mij lijkt het cool om gewoon te leren hoe ik goede foto's kan maken.” Slechts zeven jongeren hebben aangegeven geen enkele activiteit meer te willen doen.
We hebben de gegevens ook uitgesplist in de twee jongste en twee oudste doelgroepen. Bij de groep van 10 tot en met 16 jaar staat graffiti spuiten en foto’s en filmpjes maken op de gedeelde eerste plek van activiteiten die de deelnemers meer zouden willen doen. Hierna zijn de activiteiten redelijk evenredig verdeeld. Eén deelnemer heeft aangegeven geen enkele activiteit meer te willen doen.
Als we kijken naar de doelgroep van 17 tot en met 30 jaar, zouden die het liefst meer willen schilderen, daarna volgt foto’s en filmpjes maken. Videoanimatie en schrijven scoort het laagst bij deze doelgroep. Zes deelnemers geven aan geen enkele creatieve activiteit meer te willen doen.
10 t/m 13 · Enthousiast & Afhankelijk
Kinderen in de leeftijd van 10 tot en met 13 jaar besteden het grootste deel van hun vrije tijd aan het afspreken met vrienden; 22% van hun vrije tijd. Aan culturele activiteiten besteden zij 11% van hun vrije tijd, ten opzichte van andere leeftijdsgroepen is dit gemiddeld.
De kinderen die we op de Dag van de Wetenschap (voor meer info over deze groep, zie Bijlage 1) spraken, die we kunnen zien als een pilotgroep, bevestigt hoe deze leeftijdscategorie de vrije tijd indeelt. Ze besteden hun vrije tijd met vrienden en daarna aan tv en internet.
De kinderen in deze leeftijdsgroep zitten in groep 7, groep 8, of in de brugklas. De meerderheid staat open, met enkele mitsen en maren, voor nieuwe culturele activiteiten. Een behoorlijk aantal zit op muziekles of is zelf creatief bezig. Ze vinden het leuk om naar de bioscoop te gaan en, in het merendeel van de gevallen, om overige culturele activiteiten bezoeken. Ze zijn ook goed om staat om een leuke culturele ervaring te benoemen. De aanleiding om iets leuk te vinden is vaak door er online mee in aanraking te komen. Daar wordt vaak ook inspiratie opgehaald om zelf creatief bezig te zijn.
Voor deze groep geldt dat ze nog weinig regie hebben over hun cultuurbeleving. Ouders zijn vaak nodig voor het halen en brengen naar de muziekschool of de bioscoop. Ook betalen ze in de meeste gevallen de toegangskaartjes. Ten slotte hebben ze ook relatief veel te zeggen over wát de kinderen doen.
10 t/m 13 · Beeldende kunst
Kunst vs. geschiedenis
De meningen over museumbezoek zijn wisselend en vooral afhankelijk van waar het over gaat. Een museum met schilderijen is saai (“Een tentoonstelling is het ergste wat er is.”). Musea die met geschiedenis te maken hebben zijn populairder. Uitzondering op de mening over kunstmusea zijn Amsterdamse musea als Het Rijksmuseum of het Van Gogh Museum, die vinden de meeste kinderen wél weer leuk. Een social media-museum, zoals het Youseum, spreekt ook aan. Binnen Zeeland wordt opvallend vaak het Watersnoodmuseum genoemd. Daarnaast is de museale presentatie doorslaggevend of een museum positief wordt beoordeeld. Een museum moet grappig en een beetje spannend zijn. Is dat niet zo, dan: “…is [dat] echt heel saai, je kunt alleen dingen lezen over wat kan je zien.”
Audioguide en speurtocht
Over een audioguide zijn de kinderen over het algemeen niet zo positief: “Bijvoorbeeld in een museum loop je er rond, dan heb je zo'n audioguide en die praten dan heel saai. Op een gegeven moment ga je dan afdwalen. Mij lijkt het leuker als er dan een spannend muziekje is.”
Een speurtocht is leuker: “Dat je echt je antwoorden moet opschrijven op papier vind ik wel leuker.” Een aantal van de oudere kinderen in deze groep vindt een speurtocht wel al te kinderachtig. Het is nog aantrekkelijker om echt wat te doen. Zo wordt de nieuwe inrichting van het MuZEEum gewaardeerd. Een zegt: “…er waren wel wat dingetjes te doen, bijvoorbeeld er is een roer en dan moet je een spel spelen. Alleen dat mocht maar één iemand doen.” De ander vertelt: “Ik moest de oude kaart van Zeeland vergelijken met de nieuwe kaart en dan de verschillen opschrijven en dat vond ik wel leuk om te doen.”
Zelf creatief zijn
Als wordt gevraagd of het leuk is om een creatieve les te volgen, bijvoorbeeld een tekenles, is men daar heel verdeeld over. De meerderheid doet uitspraken als: “Dat leer ik liever online: ik vind het leuker om zelf te leren en filmpjes van te kijken.” Maar een grote minderheid vindt: “Je hebt zeg maar contact met mensen en ze kunnen je iets leren. Je kunt ook om tips vragen.”
In deze leeftijdsgroep vinden kinderen het vaak nog leuk om te knutselen, te tekenen en te schilderen, soms ook met ouders of opa’s en oma’s. Of ze het leuk vinden om te doen, lijkt samen te hangen met of de kinderen zichzelf inspiratievol vinden. Een van de kinderen vertelt bijvoorbeeld: “Nou, ik hou niet echt van schilderen. Ik weet nooit echt wat ik zou kunnen schilderen of zo.” Is dat niet zo, dan houden ze er ook niet van.
Zulke creatieve activiteiten doen ze thuis, en nogal eens in lokaal georganiseerde knutselclubjes, maar die zijn vaak alleen bestemd voor de basisschoolleeftijd. “Ik zat op de CJV [Christelijke Jeugdvereniging, red.]. Dat is eigenlijk voor christenen, maar daar mocht wel iedereen gewoon naartoe komen. En dat was gewoon in ons dorp. […] Dat was van groep vier tot groep acht, dus dat was wel een leeftijdsverschil.” Digitale kunst maken, zoals een videoanimatie, valt minder in de smaak dan een workshop graffiti waarbij met fysiek materiaal wordt gewerkt. Dat laatste willen ze namelijk bijna allemaal wel, maar ze weten niet of dat in de buurt aangeboden wordt.
De meeste kinderen lijkt het heel leuk om een workshop pottenbakken te doen, omdat ze dan zelf bezig zijn en lekker vieze handen krijgen. Voor een klein aantal is dat vieze-handen-krijgen bij uitstek de reden om het níét te doen. Velen hebben het op YouTube en TikTok al eens gezien.
10 t/m 13 · Dans & theater
Bijna elk kind is positief over een cabaretvoorstelling, al hadden sommigen eerst uitleg nodig over wat dat precies is. Onder deze leeftijdsgroep horen we namen van Jochem Myjer en Peter Pannekoek, vaak juist omdat ze een cabaretvoorstelling nog nooit in het echt hebben gezien. Als de jongeren een cabaretier noemen, vertellen ze er in de meeste gevallen bij dat ze die kennen van Netflix-specials. Bij de opdracht dat de kinderen legoblokjes verdelen over culturele activiteiten, zegt een: “Als Jochem Myjer komt, leg ik wel vijf miljoen blokjes neer.” Een klein aantal gaat een paar keer per jaar naar een theatervoorstelling of naar een musical, bijvoorbeeld Assepoester of De Kleine Zeemeermin.
Een minderheid van de kinderen doet zelf iets aan dans of theater, zoals toneel of hiphop. Sommigen vinden het leuk om ook een hiphopdemonstratie te zien: “Dan zie je dat die meiden op het podium doen. Dan denk je: die doen het goed, dan moet ik dat ook zo gaan doen.” Hoewel niet veel kinderen zelf op les zitten, geven ze wél aan dat het leuker is om zelf te dansen of aan theater te doen, dan om naar een voorstelling te gaan. Daarbij is hiphop dan wel weer de uitzondering.
10 t/m 13 · Erfgoed
Voor deze leeftijdscategorie geldt: als je van paarden houdt, vind je ringrijden leuk. (“Ik vind het gewoon geweldig; iets met paarden.”) en aan de andere kant, als je geen paardenliefhebber bent, is er geen enkele reden om ernaartoe te gaan: “Ik haat paarden. Vieze dieren.” De kinderen die bovenstaande uitspraken doen, vertegenwoordigen twee extremen. Tussen die extremen bevindt zich middenmoot die niet veel geeft om ringrijden. Maar er is géén middenmoot die gematigd positief tegenover ringrijden staat. Dat verklaart dat ringrijden op de laatste plaats staat als we vragen om activiteiten te rangschikken.
De meerderheid van de geïnterviewde kinderen vindt een stadstour doen wel leuk. Een kind vertelt: “Ik vind het wel belangrijk dat die mensen [de gidsen, red.] daar ook enthousiast over zijn. Dat ze het zelf ook leuk vinden om te vertellen.”
Sommigen van hen vinden het dan ook nog prima om met een gids de stad door te gaan, maar een deel loopt liever alleen, aan de hand van een speurtocht, een wandelroute of een app. De voorkeur gaat ook altijd uit naar steden buiten Zeeland, zoals Gent, Amsterdam of Utrecht, of op vakantie in het buitenland.
In deze categorie noemt men ook lokale festiviteiten binnen het immateriële erfgoed, zoals Het Mosselfeest (De Visserijdagen in Bruinisse). “Dan gaan we meestal, doen we dan vieren of zoiets dat het goed gelukt is met het eten allemaal. De vangst.”
10 t/m 13 · Film
Alle kinderen die we interviewden houden van naar de film gaan. Dat is veruit de leukste van alle culturele activiteiten die we voorleggen. Op deze leeftijd gaan ze vaak nog met ouders, niet zonder toezicht met alleen vrienden of vriendinnen. Bioscoopbezoek doet men hoogstens enkele malen per jaar, en vaak in de vakantie.
Sommigen vinden het aanbod prima, een enkeling vindt dat er niet genoeg aanbod is: “Er is niet echt voor onze leeftijd genoeg, vind ik. Ik heb nooit dat ik heel graag een film wil zien bijvoorbeeld, het is meer voor de gezelligheid dat ik ga.” Voor kinderen met een religieuze achtergrond zijn niet alle films geschikt: “Wij zijn namelijk christelijk, dus we vinden niet alle films goed. Dus daarom ging ik niet. Papa en mama bepalen dat.”
Over het algemeen is de CineCity in Vlissingen de eerste keus als het gaat om bioscopen. Over de DaVinci Bioscoop in Goes zegt men dat het minder groot en minder leuk is. In West-Zeeuws-Vlaanderen is men georiënteerd op het Ledeltheater in Oostburg. Waar men vaak musea na één keer (of gelijk) saai vindt, zegt men over bioscoopbezoek: “Bioscoop blijft leuk, je kan altijd een andere film zien.”
10 t/m 13 · Letteren
Deze leeftijdsgroep is vergeleken met de oudere groepen behoorlijk enthousiast over een meet en greet met een schrijvers. Meerdere kinderen zijn al eens naar een meet en greet met een kinderboekenschrijver geweest, zoals Paul van Loon, Jozua Douglas en Marjolein Visser. “Dan wil ik weten waarom de schrijver dat zo heeft geschreven.” En: “Dat vond ik eigenlijk best wel leuk. Want dan kan je vragen stellen over het boek enzo.” Een enkeling houdt er ook weer níét van: “Het is alleen maar een schrijver. Ik hou ook niet heel erg van boeken of zo.”
10 t/m 13 · Muziek
De kinderen in deze leeftijdscategorie zitten relatief veel (namelijk ongeveer de helft van de geïnterviewden) op muziekles, vergeleken met de oudere leeftijdsgroepen. Sommigen spreken uit dat ze nóg niet op les zitten, maar dat wel graag willen uitproberen. Veel gehoord was; dj-les, viool, gitaar, piano, maar ook het orgel en de mbira werden genoemd.
Daarnaast hebben de kinderen veel interesse in de (lokale) festivals. Zo worden in Zeeuws-Vlaanderen veel genoemd: Vestrock, De Ballade en Weitjerock. De kinderen gaan er op deze leeftijd met hun ouders heen. We horen opvallend vaak dat het ‘iets doen’ (lees daar meer over in hoofdstuk twee) ook bij de voorkeur voor festivals (naast dat we dit vaak horen over musea) een rol speelt: “Want daar mag ik soms meehelpen omdat mijn vader daar vrijwilliger is. Dan mag ik soms ook backstage meekijken. Dan krijg ik gratis munten om iets te halen.” En: “Het leukste vind ik allemaal lege bekertjes verzamelen en ze inruilen voor muntjes. Toen hoefde mijn moeder niks te betalen. Die hebben we gebruikt voor het eten en drinken.”
In de categorie concerten noemt men een aantal keer optredens die buiten de provincie plaatsvinden: Flemming in AFAS Live in Amsterdam, Suzan en Freek in het Sportpaleis in Antwerpen.
10 t/m 13 · Voorbeeld leuke culturele ervaring
Deze leeftijdsgroep spreekt een sterke voorkeur uit voor musea, zowel in Zeeland als daarbuiten. Daarnaast worden ook relatief veel muziekfestivals genoemd. Dat er zoveel voorbeelden zijn genoemd is enerzijds te danken aan dat deze leeftijdsgroep relatief goed vertegenwoordigd was. Anderzijds proefden we in de gesprekken dat de kinderen in deze leeftijd het minst last hebben van zelfcensuur, enthousiast is en het gemakkelijker vindt om zich eerlijk uit te spreken, zeker in vergelijking met jongeren van 14 tot en met 16 jaar.
14 t/m 16 · Nonchalant & Niet alleen
De jongeren in deze groep zitten op het vmbo, havo of vwo, in de 2e, 3e of 4e klas. De groep in de leeftijd van 14 tot en met 16 jaar is uitgesprokener in hoe ze hun tijd verdelen. De meeste tijd wordt besteed met vrienden (32%). Daarna is, met 28%, de categorie sport het grootste. Van alle leeftijdsgroepen besteden de deelnemers in deze groep de minste tijd aan cultuur; slechts 3% van hun vrije tijd besteden zij aan culturele activiteiten.
De deelnemers spreken zich het minst nadrukkelijk uit over voorkeuren, vergeleken met de andere leeftijdsgroepen. Ze spraken vooral veel over wat ze níét leuk vonden. Dat is niet verwonderlijk in deze leeftijdsfase, waarbij de plaats in de sociale groep vooral heel erg belangrijk is. Over de hele linie werd er niet zo veel positieve respons gegeven op de opties die werden voorgelegd. De voorkeur van de peergroup lijkt dan ook heel belangrijk voor de keuzes op het vlak van culturele tijdsbesteding.
14 t/m 16 · Beeldende kunst
Weinig interesse
Het grootste deel van de geïnterviewden is matig geïnteresseerd in museumbezoek, of heeft er een weerstand tegen. Veel gehoorde opmerkingen zijn: “Ik vind er niet zoveel aan.” en “Musea enzo zijn echt niet leuk en saai.” Een enkeling, de uitzondering, houdt wel van een museum. Die zegt bijvoorbeeld: “Ik vind het leuker als mensen een beetje gaan overleggen over een schilderij of iets. Dat vind ik zelf ook leuk om met mijn moeder te doen bijvoorbeeld: wat zie je in dit schilderij bijvoorbeeld?”
Veel hoorden we, en dat komt ook terug bij het onderwerp cultuureducatie (daarover lees je meer in hoofdstuk 4), dat er in de beleving van de deelnemers in de nabije omgeving erg weinig musea zijn. De jongeren hebben de indruk dat ze de musea die ze bezoeken vaak langsgaan (ook met school), omdat er weinig museaal aanbod in de omgeving is. Dat levert weerstand op tegen musea. “En er is hier één museum [Het Warenhuis, red.] en daar ben ik al zes keer geweest dus daar ga ik ook niet meer naartoe.”
Beeldvorming
Musea hebben over het algemeen ook de beeldvorming tegen zich: “Het is gewoon niet zo voor onze leeftijd.” Of: “Schilderijen houd ik niet van, dat is zo stijf.” Voor deze leeftijdsgroep is een speurtocht te kinderachtig, maar een audioguide maakt het museumbezoek ook niet aantrekkelijker. “Ik ga altijd veel liever zonder audiotour, want ik word altijd zo depri van die stille mensen die allemaal in hun eigen wereld zitten en zo'n rondje lopen achter elkaar aan.”
Opvallend is dat de deelnemers over een workshop pottenbakken overwegend positief is, met veelgehoorde opmerkingen als: komisch, geweldig om te doen met een paar vrienden, gezellig, en fijn om bezig met te zijn met je handen.
14 t/m 16 · Dans & theater
Wat betreft dans- en theatervoorstellingen heeft deze leeftijdsgroep een specifieke voorkeur voor cabaret. Die vindt men leuker dan andere soort voorstellingen in het theater. Opvallend is dat maar velen nog niet daadwerkelijk een cabaretvoorstelling hebben gezien, maar wel die ambitie hebben, omdat ze een cabaretier op tv hebben gezien.
Naast cabaretvoorstellingen hoorden we veel over musicals. Een aantal deelnemers noemt de musicals buiten Zeeland, zoals Soldaat van Oranje (in een theater in Katwijk aan Zee) en andere musicals in Scheveningen. Minder in de smaak vielen voorstellingen van alle vormen van dans; van ballet tot hiphop (“Dat vind ik echt helemaal niks.”)
Een minderheid van de geïnterviewden is nu actief, of was dat in het verleden, binnen deze discipline. Zo worden er voorbeelden genoemd in het volgen van cursussen op het gebied van toneel, breakdance, ballet, hiphop, of een andere dansles. Eén van de geïnterviewden gaat jaarlijks naar een acteerkamp.
14 t/m 16 · Erfgoed
Een stadstour wordt best saai gevonden door de geïnterviewden. Men associeert dat met alleen maar luisteren. Er is wel een enkeling die van geschiedenis houdt, en daarom een voorkeur hiervoor uitspreekt. Sommigen vertellen dat een stadstour voor de hand liggender is als men in het buitenland een stad bezoekt. Voor de meesten geldt; áls je al een stadstour zou doen, dan het liefst door zelf rond te lopen, aan de hand van een kaart of een app.
Daarnaast vroegen we naar de mening over ringrijden. Deze vorm van erfgoed spreekt overwegend niet aan. Sommigen zijn niet op de hoogte van wat het precies inhoudt (“Het zijn toch stieren?”). Vaak hoorden we dat men andere dingen leuker vond. En: “Ik heb niks met paarden.” De meeste geinterviewden vinden het hoogstens het overwegen waard om kort te gaan kijken.
14 t/m 16 · Film
De bioscoop is ongetwijfeld de populairste vorm van cultuurbezoek onder de deelnemers. Velen gaan regelmatig naar de bioscoop, en dan vaak met vrienden. Daarbij wordt het snackaanbod goed gewaardeerd (“Lekker snaaien.”). Wel wordt dan ook wel de kanttekening geplaatst: “Het is wel het enige wat je hier een beetje kunt doen.” Populaire films die deze groep de afgelopen tijd heeft gezien zijn Minions, Five nights at Freddy’s, Oppenheimer en Barbie. Of een film aantrekkelijk is hangt af van of “…het echt populair is. Als het viral is gegaan.”
De geinterviewden voelen zich niet aangesproken door het aanbod van het filmhuis in Middelburg, Cinema Middelburg. Zo zegt men dat het alleen gericht is op ofwel jonge kinderen, of wel volwassenen (en dan specifiek 50+‘ers), maar “niet voor onze leeftijd.” Ook heeft men het dan over de sfeer: “Ik krijg daar niet echt een bioscoopidee.”
Geinterviewden op Schouwen-Duivenland geven aan niet georienteerd te zijn op de bioscoop in Zierikzee, FiZi, maar op de DaVinci-bioscoop in Goes, omdat het aanbod daar groter is.
14 t/m 16 · Letteren
Voor een meet en greet met een schrijver is niet veel animo. Na aanleiding van de mening die men hierover gaf, gaven de geinterviewden regelmatig aan, wel van lezen te houden, maar dat vertaalt zich niet per se naar de interesse in literaire evenementen. “Een meet en greet lijkt me niet zo leuk. Ik vind lezen wel leuk, maar geen idee wat ik dan tegen zo'n schrijver moet zeggen. Ik hoef niet perse met de schrijver te praten.” In deze leeftijdsgroep gaf een deel van de jongeren aan Engelstalige boeken te lezen. De kans dat een schrijver uit een ander land naar Zeeland zou komen, acht men nihil: “Ik houd wel van lezen, ik lees vooral Engelse boeken. Dus als ik mijn favoriete schrijver zou kunnen ontmoeten, dat zou ik wel superleuk vinden. […] Dat is super interessant, maar hij komt uit Amerika.”
14 t/m 16 · Muziek
Een klein aantal geïnterviewden in deze groep zitten op muziekles. Zo hoorden we over dj-, viool-, gitaar- en zangles. De geïnterviewden gingen niet veel naar concerten toe. Als ze dat wél deden, hadden ze vooral interesse in grote namen die, huns inziens, buiten de provincie optraden, zoals Melanie Martinez, Flemming, Coldplay en Rammstein. De animo voor festivals als City of Dance, Vestrock en Concert at Sea was wel redelijk groot. Maar de indruk die men heeft is, dat die festivals niet echt voor hun doelgroep zijn.
14 t/m 16 · Voorbeeld leuke culturele ervaring
De jongeren in deze groep noemden minder culturele ervaringen dan de kinderen en jongeren in andere groepen. Zoals ook uit andere paragrafen naar voren komt, is de tijdsinvestering in cultuur is over de hele linie minder groot in deze leeftijdscategorie. Interessant is dat in de categorie beeldende kunst tóch vooral musea worden genoemd die betrekking hebben op de geschiedenis van Zeeland.
17 t/m 22 · Beleving & Budget
Jongeren met de leeftijd van 17 tot en met 22 jaar besteden, net als de 14 tot en met 16-jarigen, veruit de meeste tijd aan hun vrienden (32%). Aan de categorie cultuur wordt meer tijd besteed (12%) dan aan sport (8%).
Het overgrote deel van de jongeren in deze categorie studeert aan het mbo, hbo of aan de universiteit. Veel plaatsen een culturele activiteit in het kader van wat de sfeer met hen doet, of ze meegenomen worden in een verhaal, in hoeverre hen die verrast en hoe ze de activiteit ervaarden. Als dat goed zat, werd de activiteit als een succes gezien.
De drempel om ergens naar toe te gaan ligt vrij hoog. Deelnemers gebruikten regelmatig een variatie van de zin “Waarom zou ik dat daar naartoe gaan als ik net zo goed [iets goedkoper/gratis/makkelijker] kan doen?”. Die aarzeling hangt vooral samen met kosten: misschien wel het meest besproken onderwerp in deze groep. Veel wordt als te duur gezien en dat is de primaire factor in de beslissing om (niet) iets cultureels te doen. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat ouders minder bereid zijn om te betalen voor de culturele activiteiten van de jongeren in deze leeftijdsgroep.
17 t/m 22 · Beeldende Kunst
Museum verrast niet vaak
Een minderheid, maar wel een aanzienlijke, van de geïnterviewden vindt een museum niet interessant, en geeft aan daar simpelweg geen behoefte aan te hebben. Een van hen zegt: “Als je er wel eens geweest bent, ga je er natuurlijk niet nog een keer naartoe.” Een ander licht toe dat een museum hen nooit echt verrast: “Echt alles komt overeen met elkaar. Of je nu hierzo naartoe gaat of dat je naar ergens midden in het land gaat... Overal ligt hetzelfde.”
Deelnemers die wel geïnteresseerd zijn in musea hebben vaak behoefte aan meer moderne kunst. “[…] een tentoonstelling met alleen maar dat soort oude schilderijen, dan denk ik; heel knap gemaakt, maar verder niet boeiend.” Een ander beaamt: “Ik hou ook van kunst. Maar ik ga niet vaak naar de musea hier [in Zeeland, red.], want ik hou meer van moderne kunst. De musea hier zijn meer op de geschiedenis gericht.” Een ander voegt over de inhoud toe: “Als ik naar een museum ga wil ik wel dat er genoeg diversiteit is; dit vind ik leuk, dit vind ik niet leuk.” Daarmee bedoelt deze deelnemer dat niet álles leuk hoeft te zijn, maar dat er genoeg moet zijn om je in te verdiepen.
Museale presentatie
Een ander vindt een tentoonstelling aantrekkelijk als er een interessant verhaal wordt verteld, “…vanuit het oogpunt van iemand waarmee ik me verbonden voel.” Die houding komt vaker terug: “Je wordt een beetje overwhelmed met al schilderijen. Het zijn waarschijnlijk allemaal belangrijke mensen, maar je kan het niet helemaal behappen. Je ziet het verhaal niet echt.” Een audiotour helpt daarbij. Een specifiek goed voorbeeld daarvan is het MuZEEum, volgens één van de geïnterviewden. Een audiotour helpt de bezoeker met het aanwakkeren van interesse in het onderwerp. Als dat goed gedaan wordt leidt het ertoe: “…dat je snakt naar meer informatie. Dat je zelfs je telefoon erbij pakt om meer op te zoeken.” Uiteindelijk blijft het verhaal daardoor bij.
Een ander goed voorbeeld is het interactieve element van het Industrieel Museum: “Dat vind ik altijd wel leuk aan een museum. Dat je dingen kunt ervaren.” Overige musea die positief uit de bus komen: Het Zeeuws Museum en de Freddie Mercado-tentoonstelling in Vleeshal.
Pottenbakken
Bijna alle geïnterviewden zijn positief gestemd over zelf een creatieve activiteit doen, waarvan we ‘een workshop pottenbakken’ als voorbeeld gebruikten. Men ziet dat op het moment veel op Instagram voorbijkomen.
17 t/m 22 · Dans & theater
Vooral cabaretvoorstellingen zijn binnen deze culturele discipline populair. Men merkt daarbij op dat voorstellingen waar men heen wil snel uitverkocht zijn. In deze categorie vallen, net als in de jongste leeftijdscategorie, namen als Jochem Myjer en Peter Pannekoek. Dit is een activiteit die men met ouders onderneemt. Een klein aantal oordeelt ook positief over een voorstelling van lokaal amateurtheater.
De hiphopvoorstelling die we regelmatig als optie voorlegde, sprak de meesten niet aan. “Dat hoeft niet van mij per se. Als ik er toevallig langsloop dan stop ik wel om te kijken, maar ik zou er niet per se voor betalen.”
Een aantal geïnterviewden is zelf creatief actief in deze discipline, en doet bijvoorbeeld aan toneel. De geïnterviewde studenten van University College Roosevelt, het liberal arts college in Middelburg (onderdeel van Universiteit Utrecht), zijn bijna uitsluitend op activiteiten binnen de UCR georiënteerd. Voor de groep deelnemers met een gereformeerde achtergrond geldt dat zij vanuit hun geloofsovertuiging geen dans- en theatervoorstellingen bezoeken.
17 t/m 22 · Erfgoed
In deze leeftijdsgroep gooien erfgoedactiviteiten niet echt hoge ogen. Ringrijden zoekt men niet actief op: “[…] ik ben daar een paar keer toevallig terechtgekomen en dat vind ik wel leuk. Dan blijf ik daar een paar minuten naar kijken, het is niet dat ik er per se naartoe zou gaan.” Of men vermijdt het zelfs: “Nee, ik vind het niet leuk, zelfs als het in de buurt is ga ik niet kijken.” Redenen om wél te gaan zijn dat het iets nieuws is wat men niet eerder heeft meegemaakt en dat het hoort bij de lokale cultuur en daarom in stand moet worden gehouden.
Opvallend binnen deze uitkomsten is dat de Zeeuwse culturele identiteit voor sommigen wel van groot belang is; “Maar ik denk dat het zonde zou zijn om niet het Zeeuwse DNA en de Zeeuwse identiteit als het ware te gebruiken om je cultuur te versterken.”
De meesten zijn niet uitgesproken enthousiast over een stadstour, al heeft een aantal wél een interesse in geschiedenis: “Ik hou van geschiedenis. Ik vind het leuk als mensen het me uitleggen, in plaats van dat ik het moet lezen.” Als goed voorbeeld van een stadtour noemt men Stegentochten Middelburg: “Dat is echt zo'n man die hier vandaan komt en die heeft er een heel leuk verhaal van gemaakt.”
Een andere erfgoedactiviteit die voorbijkwam is de Boerenbioscoop in de Oosterschelderegio: “Er komen er allemaal boeren en mensen en dan laten ze zien hoe het vroeger ging.” Die evenementen versterken het gemeenschapsgevoel. “Er zit een soort van gedeeld samenzijn in. Dat de boeren samen komen en samen delen.”
17 t/m 22 · Film
Thuis een film kijken is behoorlijk populair in deze leeftijdsgroep en moet het veelal afleggen tegen bioscoopbezoek. “Want je kunt ook een film thuis kijken, het is goedkoper en je kunt tussendoor praten en je hebt goedkopere snacks. Naar de bioscoop gaan is niet mijn ding.” En: “Als ik iets thuis kan kijken, waarom zou je dat dan niet doen?”
Maar áls ze gaan, bevalt het wel: “[…] de sfeer, je hebt beter geluid, beeld. Het is echt een ervaring.” De ambivalentie over bioscoopbezoek wordt aardig samengevat door: “Thuis is de film toegankelijker voor mij. Hier [in Middelburg, red.] moet ik dan naar Vlissingen, wat ik echt graag wil, maar ik doe het nooit écht.”
Voor mensen die relatief dichtbij Vlissingen wonen is een bezoek aan de CineCity toch lastig, qua bereikbaarheid. Lang niet iedereen is bereid om vanuit Middelburg naar Vlissingen te fietsen. De meesten vinden dat alleen met een auto wel te doen. “Bereikbaarheid vind ik echt wel een ding.”
Desgevraagd ziet men Cinema Middelburg als een bioscoop voor een specifieke doelgroep. “Het zijn allemaal arthousefilms. […] Dat is een hele specifieke niche. Dat moet je echt leuk vinden en dat spreekt mij ook eigenlijk niet aan.”
Een aantal geïnterviewden is te spreken over de relatief nieuwe bioscoop in Hulst, Koning van Engeland: “Ik vind het wel mooier hier dan in Terneuzen. Echt een mooie bios. Ook de CineCity in Vlissingen vond ik ook wel mooi. Die was echt heel groot. En je had echt van alles. Snacks en zo.” De deelnemers die behoren tot de gereformeerde gemeenschap hebben geen behoefte om naar de film te gaan.
17 t/m 22 · Letteren
Over een meet en greet met een schrijver is een enkeling enthousiast, wat samenvalt met het gegeven dat die persoon een fervent lezer is. Als voorbeelden worden signeersessies met Arjen Lubach en Tommy Wieringa genoemd. Gevraagd wat men tegen zou houden om naar een meet en greet te gaan, is de verwachting dat er een lange rij staat.
17 t/m 22 · Muziek
Een behoorlijk aantal van de 17 tot en met 22-jarigen die wij hebben geïnterviewd speelt een instrument of zingt, of heeft dat gedaan. Sommigen spelen in het muziekkorps, anderen spelen trompet, piano of orgel, of zingen in een bandje en treden daarmee ook op. Tegelijk zegt men over muziek maken: “Het is wel leuk, maar het kost gewoon veel tijd. En vooral het moeten doen, moeten doen, moeten doen. Waarom doe ik dit? Omdat ik het leuk vind? Of omdat ik een les heb volgende week waarvoor ik moet oefenen?”
Festivals worden veel genoemd in deze categorie. Daarbij worden City of Dance, Festival De Ballade (ook door een deelnemer vanuit Middelburg bezocht) en Vestrock als positieve voorbeelden genoemd.
Ook Concert at Sea wordt genoemd, zowel in positieve als negatieve zin. Een reden dat het festival aanspreekt is: “Omdat het livemuziek is. Normaal is dat hier op een kleinere schaal. Als het groter is, dan heb ik liever dat het in de buitenlucht is, op een leuke plek.” Aan de andere kant zegt men: “[…] er zijn een heleboel artiesten, maar ik vind maar bepaalde selecte artiesten leuk. Dus dan denk ik waarom zou ik dan gaan? Waarom ga ik niet gewoon naar een concert van een artiest die ik dan echt leuk vind?” Een ander zegt: “Als er hier [in Middelburg, red.] een tributeband is in de Schouwburg dat vind ik dan wel leuk in plaats van het gaan naar een grote artiest.”
De geïnterviewden met een gereformeerde achtergrond hebben een uitgesproken voorkeur voor klassieke muziek. Zelf muzikaal actief zijn betekent bijvoorbeeld in het jeugdkoor van de kerk zingen of orgel spelen. Concertbezoek is te overwegen als het om een christelijke artiest gaat. Maar ook dan speelt het specifieke genre nog een rol. “Ik denk dat het heel erg ligt aan hoe je in het geloof staat. Je hebt bijvoorbeeld wel opwekkingsmuziek en Hillsong, maar dat is voor veel van ons toch net iets te licht.”
17 t/m 22 · Voorbeeld leuke culturele ervaring
Opvallend is dat deze groep twee evenementen in de categorie erfgoed benoemt, meer dan in de andere leeftijdsgroepen. Het multidisciplinaire festival N8vdN8 is moeilijk onder te brengen in één discipline. Wat de deelnemers aan het festival waarderen is niet één specifieke activiteit of voorstelling, maar de sfeer in de stad.
Wat betreft Bibliotheek Middelburg: dit voorbeeld werd genoemd door een student die de veelzijdigheid en de publieke functie van de bibliotheek belangrijk vond: “Ik vind het zo fijn dat er een open, publieke plek is waar ik gewoon kan zijn. Het zijn zoveel dingen in één. Je kunt boeken lenen, beneden het auditorium, boven studeren.”
23 t/m 30 · Comfort & Kwaliteit
De jongeren in deze categorie zitten ofwel in de afstudeerfase van hun studie, werken of zitten zonder werk. De verdeling van de vrije tijd ziet er in de leeftijdscategorie van 23 tot en met 30 jaar anders uit dan bij de jongere leeftijdsgroepen. Zij besteden namelijk de meeste tijd aan hun telefoon, laptop of televisie. Opvallend is zij veel meer tijd dan de jongere leeftijdsgroepen, namelijk bijna een kwart van (23%), besteden aan culturele activiteiten.
Deze groep toont relatief veel betrokkenheid met culturele activiteiten. Merkbaar is dat er meer intrinsieke aandacht is voor het thema, vergeleken met de andere leeftijdsgroepen. Er is ook meer interesse in museumbezoek en creatieve workshops. Op het gebied van erfgoed zie je dat nostalgie een factor is die bijdraagt tot aantrekkelijkheid, en dat bij zulke activiteiten én bij festivals ook het Zeeuwse karakter meer wordt gewaardeerd.
Deze groep is wel behoorlijk kritisch op het Zeeuwse aanbod en is bereid, en in staat (in vergelijking met jongere groepen) om verder te reizen voor wat zij kwalitatief hoogstaand cultureel aanbod noemen. Daarbij letten ze zéker niet alleen op de inhoud, maar ook op sfeer en ervaring. De hang naar comfort past ook binnen dat gegeven.
23 t/m 30 · Beeldende kunst
Museumbezoek
Een kleine meerderheid van de jongeren tussen de 23 en de 30 jaar vertonen interesse in het bezoeken van musea. Daarbij worden musea binnen Zeeland (zoals Het Bolwerk in IJzendijke, het MuZEEum in Vlissingen) en daarbuiten (zoals Museum Voorlinden in Wassenaar en Kunsthal Rotterdam) ongeveer even vaak genoemd.
Over museumbezoek in de regio zegt men echter wel: “Het is letterlijk om de hoek en ik kom hier nooit. Maar wat er het afgelopen jaar allemaal tentoongesteld is; ik zou het niet weten. […] misschien had ik wel interessant gevonden, maar weten doe ik het eigenlijk niet.” Museumbezoek wordt dan ook veel geassocieerd met vakantie en dagjes uit. “Want daar verdiep je je meer op de plek waar je bent.”
Gevraagd of een regionaal museum de beleving biedt waar men naar op zoek is: “Nee, […] Als ik iets leuks ga doen, dan moet ik niet na twee uur klaar zijn.” Ook inhoudelijk geldt er een drempel. “Dat mis ik nog wel een beetje in Zeeland: een echt kunstmuseum. In het buitenland zijn die meestal één keer in de week gratis en de workshops in zo’n museum ook. En dan zie je gewoon dat cultuur daar voor iedereen is.”
Voor deze leeftijdsgroep hebben musea die audiotours bieden absoluut een streepje voor. “Het interactieve deel, maar dan met een oortje, dat is voor jongeren echt zo laagdrempelig en zo fijn.” Daardoor beklijft het verhaal, hoorden we regelmatig. Een goed verhaal hoort voor velen bij een goede museumervaring: “Dat je meegenomen wordt. Dat je nieuwsgierig bent naar de volgende kamer.” Dat ervaart men wel in het MuZEEum, maar minder in het Zeeuws Museum. “Als het heel stijf is, met heel veel tekst die je moet lezen om het te snappen, dan vind ik er niks aan. Er mag wel een beetje interactie in zitten.”
Gewaardeerd worden musea zoals Vleeshal vanwege de overzichtelijkheid, en het MuZEEum en Neeltje Jans vanwege de interactieve elementen. Ook vertelden deelnemers over initiatieven als een fietstocht langs beeldende kunst in Zeeuws-Vlaanderen, die beviel vanwege de afwisseling en het fietselement.
Beeldende kunst workshops en cursussen
Er is behoorlijk veel interesse in workshops waarin je zelf creatief aan de slag gaat. Bijna de helft van de geïnterviewden doen of deden daaraan: van textielbewerking tot keramiek. De interesse in de door ons voorgelegde actieve culturele activiteiten is ook groot.
Echter, het vooruitzicht je te moeten vastleggen op een reeks lessen wordt soms wel als een grote stap ervaren: “Ik heb geen zin om drie maanden op rij elke dinsdagavond... De commitment vind ik nog even lastig omdat ik nog niet weet, is dit de plek. Is dit het aanbod wat ik wil?” En daarnaast is een drempel ook simpelweg de deur uit moeten. Ergens voor het eerst komen en van tevoren denken: ‘Waarom heb ik me hiervoor opgegeven?”
Als voorbeeld gaven we een workshop pottenbakken. Dat sloeg bij vrijwel alle geïnterviewden aan, vooral om met je vrienden of je partner te doen: “Hilarisch. Om elkaar te zien prutsen met klei en eronder te zitten.” Maar de keerzijde is dan: “Alleen zou ik het sowieso al niet snel doen. Samen zou ik het al sneller doen. […] ik denk dat ik daarin ook niet sociaal genoeg ben om dan bij zo'n workshop vreemden aan te spreken.” Een voorwaarde voor velen wel is dat het vlak bij huis te doen is. Sommige geïnterviewden zijn ook thuis creatief bezig, vooral vanwege het ontspannende effect. Daarvoor vindt men online inspiratie op Pinterest en Instagram.
23 t/m 30 · Dans & theater
Voor voorstellingen is men vanuit Zeeuws-Vlaanderen deels gericht op Middelburg of Goes, maar uiteraard moet daarbij voor elk bezoek óók tunnelkosten worden meegerekend. Als een kaartje voor een voorstelling al tientallen euro’s kost, moet het wel héél erg aanspreken, geeft men aan. Men spreekt voorkeuren uit voor cabaretvoorstellingen van René Meurs, Urbanus en Claudia de Breij. Daarnaast waardeert men dat in Het Scheldetheater de musical Mamma Mia te zien is. Cabaretiers die regionaal bekend zijn, zoals Michel Harte, trekken deze leeftijdsgroep minder. Over het Ledeltheater zegt men: “Die heeft ook nog wel een goed aanbod. Veel cabaretiers combineren ook Oostburg en Terneuzen. Dus qua theater zit je hier best wel goed.”
Over dans is een enkeling positief: “Ik bewonder als er ergens kunst in zit. Gezellig hoeft het niet altijd te zijn. Ik houd juist wel van de inhoud.” Maar er zijn voornamelijk negatieve geluiden: “Dans is niet mijn ding” En: “Daar vind ik echt niks aan. Om anderhalf uur naar dansende poppetjes te kijken.” “Ik kan daar moeilijk het verhaal in zien. [..] Dan zitten er mensen achter me en die zeggen dan; het was zo'n mooi verhaal erin. En dan denk ik; ik heb geen idee.”
23 t/m 30 · Erfgoed
Deze leeftijdsgroep koppelt het Zeeuwse erfgoed vaak aan hun eigen regio. Ongevraagd komt men met eigen, regiogebonden, voorbeelden. In West-Zeeuws-Vlaanderen noemt men bijvoorbeeld krulbollen, een van oorsprong Vlaamse jeu des boules-achtige sport.
Het Zeeuwse immateriele erfgoed roept voor sommige geïnterviewden goede herinneringen op aan braderieën en andere lokale feesten: “De dag van 't Oude Land bijvoorbeeld in Oud-Sabbinge. […] Daar worden babbelaars gebakken, oudhollandse spelletjes gedaan en een rommelmarkt gehouden.” Een andere associatie: de Visserijfeesten in Breskens. “Maar het is elk jaar hetzelfde. Het zijn gewoon mensen van boven de 50 die in een tent gaan staan en gaan zuipen.”
Ringrijden roept vaak ook herinneringen op aan de plek waar men is opgegroeid, maar het roept niet onverdeeld positieve associaties op. “Mwah, het is dorps, als je er langsloopt is het wel leuk maar je hebt het na één keer wel gezien.” En: “Ringrijden is iets van vroeger, op vakantie in Oostkapelle. Dat ben ik beu.” Een uitzondering; een enkeling zegt: “Dat kneuterige is fantastisch.” Het bijkomende voordeel is dat het gratis is.
Een stadstour vindt men leuk als het niet een reguliere VVV-tour is. “Bij een stadstour ben je afhankelijk van een gids en je weet niet of je krijgt te zien wat je wilt zien.” In de Oosterschelderegio werd Storytrail door Goes, met historische stadsverhalen, genoemd. Dat vonden sommige qua inhoud aantrekkelijk. Maar over de prijs, €19 voor een wandeling van 1,5 uur zegt een: “Dan vind ik het duur voor wat je ervoor terugkrijgt.”
Positief beoordeelde stadstours zijn activiteiten als: met een local op stap die via Airbnb een tour aanbiedt. Of een stadswandeling in combinatie met straatkunst. Andere opties die veelal worden genoemd zijn: zelf met een stadstourapp op stap te gaan, want men gaat liever zelf en liever gratis.
23 t/m 30 · Film
De CineCity in Vlissingen is vrijwel voor elke geïnterviewde de voorkeursbioscoop. De vestiging in Terneuzen wordt geen enkele keer positief beoordeeld. “De keer dat ik er was, was het heel leeg.” En: “Ik vind wel dat het aanbod meestal best wel klein is.” “[De bioscoop in] Terneuzen is zo saai. Het is niet vernieuwend.” De meeste Zeeuws-Vlaamse geïnterviewden gaan dan liever naar de CineCity in Vlissingen dan die in Terneuzen. ’t Beest wordt door geen enkele deelnemer genoemd als optie voor bioscoopbezoek.
Van het Ledeltheater in Oostburg heeft men de indruk dat de stoelen slecht zijn en er met name kinderfilms, Franse films en Netflix-films draaien. Voor sommigen is de nabijheid wel weer een voordeel: “Toen gingen we in de pauze even bier halen uit mijn eigen koelkast.” Ook de prijs van een kaartje valt in de smaak.
De concurrentie voor Zeeuwse bioscopen is tweeërlei: enerzijds de streamingsdiensten, anderzijds de voorzieningen van bioscopen die op grotere afstand liggen. Zo zegt een van de geïnterviewden die een voorkeur heeft voor arthousefilms, dat deze liever wacht tot die thuis te bekijken zijn. Dat is goedkoper en minder avondvullend. Men verwacht dat de lokale bioscoop niet goed bezocht wordt: “Dan vind ik het stil en op de een of andere manier pak ik dan toch eerder een streamingdienst.” “Het is toch een beetje ongemakkelijk of zo van wat doe ik hier, weet je wel. Niemand anders doet dat en ik zit hier op mijn vrijdagavond.”
In Zeeuws-Vlaanderen richten de geïnterviewden zich op de bioscopen in Eindhoven, Brugge en Antwerpen. Men verwacht dat de bioscopen hier voller zitten en dat het aanbod groter is. Als pluspunten worden genoemd: de relaxstoelen, iMax, de 4dx-schermen, het gevarieerde snackaanbod en dat de prijs vergelijkbaar is met Zeeuwse bioscopen. De ervaring is een belangrijk onderdeel van het avondje uit: “De geluidsinstallatie, het comfort en de popcorn.” “Als er een film uitkomt dan is het wel leuk om dat op een wat exclusievere manier te bekijken”
Een ander zegt: “Als ik naar de bios wil dan ga ik liever naar Gent of naar Antwerpen, omdat het een grote bios is met lekker veel mensen. Dan heb je het gevoel van; ik ben weg uit dit gat. Ik zoek echt de mensen op.”
23 t/m 30 · Letteren
Over een meet en greet bezoeken is de groep verdeeld. Eén van de geïnterviewden bezoekt graag activiteiten in De Drukkery in Middelburg, en anderen hebben zo'n evenement niet eerder gezocht, maar hebben wel interesse om erheen te gaan. Ook een online meet en greet is een optie: “Soms kijk ik meet en greet ook online. Het is vaak wel interessant, als je maar een goede interviewer hebt.”
Voor de overige geldt dat er aan een aantal voorwaarden voldaan moet worden om een meet en greet interessant te laten zijn; dat het een schrijver is waarvan men al veel heeft gelezen, dat de activiteit in de buurt (gedefinieerd als maximaal een halfuur rijden) en gratis is. Degenen die er geen interesse hebben, zeggen dingen als: “Dan denk ik, wat moet ik dan bespreken.” en: “Wat heeft dat nou voor toegevoegde waarde voor mij?”
23 t/m 30 · Muziek
Wat betreft buiten de provincie is men gericht op Amsterdam of Breda. Naar Amsterdam is het vervoer een obstakel: “De laatste trein van Amsterdam naar huis is om 21.00 uur. Sorry, maar dan kan je niks doen. De volgende ochtend gaat die pas om half zeven, zes uur. Dat is gewoon zonde.”
Een van de geïnterviewden vindt De Oostkerk in Middelburg een mooie locatie, maar het beeld heerst dat er alleen akoestische optredens geprogrammeerd mogen worden. De 80’s en 90’s feesten en de jamsessies in De Spot in Middelburg worden door meerdere geïnterviewden goed gewaardeerd. Over dat laatste zegt men: “Het is gratis en het is echt een kwaliteitsconcert wat je niet heel veel hebt in Zeeland.” De Pit in Terneuzen ziet men ook als een leuke locatie, waar misschien nog wel meer geprogrammeerd zou morgen worden: “Voor mijn gevoel is er twee keer in de maand iets te doen.”
Over optredens van muziekverenigingen zegt men dat die suffig worden gebracht. De mensen spelen graag muziek, maar zijn niet bezig met wat het publiek ziet. Het is geen performance. The Young Ones, het Zeeuws-Vlaamse jeugdorkest, is er eentje die er positief bovenuit steekt: “Die krijgen het Scheldetheater vol.”
Van de Zeeuwse festivals kwam het gesprek het vaakst op Vestrock uit. Hoewel andere leeftijdsgroepen over het algemeen hier positief over zijn, missen sommigen uit de groep van 23 t/m 30 een bepaald aanbod: “Nu is techno heel erg trending, [daar, red.] zouden er heel veel op afkomen.” Soms vindt men de programmering ook een beetje achter lopen: “Een Kraantje Pappie of Boef, al die gasten die heb ik al tien keer gezien op een gratis festival. Die ga ik niet nog een keer vijftig euro betalen om die nu op een festival te zien.”
Er worden ook andere Zeeuwse festivals genoemd, zoals Weitjerock, Festival De Ballade en Graauwrock, “Dat trekt toch wel jongeren.” Maar daarbij wordt de kanttekening geplaatst dat men de variëteit van de festivalprogrammering niet terugziet in het reguliere aanbod in de poppodia.
Concert at Sea koppelt men nadrukkelijk aan de Zeeuwse identiteit: “Ik vind het ook leuk dat het iets Zeeuws is, dat het in Zeeland is […] Dat je denkt, oh, dat is toch vet dat dat hier is. Zo groot en best wel grote artiesten. En de sfeer op het strand. Het is gewoon super gezellig en gemoedelijk.”
Een enkeling maakt zelf muziek, bij een docent in het dorp, niet via muziekschool. Een ander uit de Oosterschelderegio vertelt: “Ik zit meer in het klassieke genre. Maar er is niet heel veel muzikaals te beleven voor mijn idee. Er zijn wel verenigingen, maar dat blijft meer een beetje op het muziektheater.”
23 t/m 30 · Voorbeeld leuke culturele ervaring
De jongeren in deze groep geven enkel voorbeelden binnen Zeeland, in elke categorie behalve letteren. Ze noemen relatief veel opties in de disciplines beeldende kunst en muziek. Zoals eerder benoemd is N8vdN8 een multidisciplinair festival en behoort daarom strikt gezien niet tot één discipline.
Afsluitend: Culturele beleving
In dit hoofdstuk stond de vraag ”Hoe ziet de culturele beleving van kinderen en jongeren in Zeeland eruit?” centraal. Uit de interviews tekent zich, als antwoord daarop, een door de jaren veranderend niveau van interesse in culturele activiteiten af. De jongsten staan open voor nieuwe culturele activiteiten, al zijn er ook best wel wat momenten waarop ze af kunnen haken. Een culturele activiteit kan al snel saai gevonden worden. De volgende groep, van 14 t/m 16, voelt zich vaak minder aangetrokken tot culturele activiteiten. De deelnemers gaven minder makkelijk dan de jongste groep voorbeelden van wat ze graag deden. Velen deden liever iets anders in hun vrije tijd. De groep van 17 t/m 22 toont weer meer interesse in cultuur, maar is zeer gericht op de kosten. Voor de oudste groep, van 23 t/m 30, wordt de culturele interesse weer breder. Men is meer bereid om nieuwe dingen te proberen, daar is een parallel te zien met de houding van de jongste groep, van 10 t/m 13.
Een rode draad door de interviews is dat deelnemers vertellen dat verrast willen worden; bijvoorbeeld door een museum dat een bijzondere, interactieve presentatie heeft of een stadstour waarbij níét het geijkte verhaal wordt verteld.
Daarnaast tekende zich een enorme variatie in de culturele interesse van de kinderen en jongeren af; een minderheid staat open voor activiteiten die voor de rest van de groep niet als laagdrempelig wordt gezien, zoals museumbezoek of een meet en greet. De andere kant van de medaille is de meest laagdrempelige vorm van cultuurbeleving: bioscoopbezoek. Dat staat met stip op één als populaire culturele activiteit. Tenslotte worden cabaretvoorstellingen en festivals positief gewaardeerd.
Naast de voorbeelden van de culturele activiteiten die de deelnemers geven, is een belangrijke kanttekening: er wordt regelmatig met een gebrek aan interesse werd gereageerd op de voorgelegde opties. Dit is zichtbaar in alle groepen, maar speelt vooral bij de jongeren van 14 tot en met 16. Hun interesse zit meer op het vlak van muziek en verrassende (actieve) culturele activiteiten. Dat komt vooral voor bij de rangschikkings-opdracht (zeven culturele activiteiten op volgorde van leuk – niet leuk leggen). Gevraagd waarom een activiteit onderaan wordt gelegd, was de reactie nogal eens: “Maar ik vind de rest nog erger.” Een echte reden wordt daarbij vaak niet eens gegeven, maar in een aantal gevallen valt zo’n uitspraak samen met de opmerking dat de deelnemer die activiteit gewoon saai vindt.
Deze uitkomst sluit ook aan bij het resultaat waar we dit hoofdstuk mee begonnen; de kinderen en jongeren tot en met 22 jaar besteden überhaupt maar een klein aandeel van de tijd aan culturele activiteiten, en we zoomen in deze deelvraag in op wát ze dan precies doen in die tijd. Andere soort tijdsbesteding is nu eenmaal populairder.
2. Cultuurbezoek en cultureel actief zijn: stimulansen en belemmeringen
Uit de interviews kwamen verschillende factoren naar voren die invloed hebben op het keuzeproces van de deelnemende jongeren; wat stimuleert hen om culturele activiteiten te bezoeken of cultureel actief te zijn? Wat houdt hen juist tegen? Sommige factoren blijken twee kanten hebben; voor de een is het een stimulans en voor de ander een belemmering. Deze factoren worden in het laatste deel van dit hoofdstuk besproken.
Stimulansen
Iets doen
Het meest, in meer dan de helft van de interviews, wordt door de jongeren en kinderen aangegeven dat ze ‘iets doen’ belangrijk vinden bij een culturele activiteit. Dit houdt in dat ze niet alleen willen luisteren of kijken. Voornamelijk bij musea is dit een belangrijke stimulans om te gaan of het bezoek als iets positiefs te beschouwen: “Als er iets te doen is, dingen om uit te proberen, dan is het wel heel leuk. Als je niks mag aanraken, niet. Ik vond het Ikea-museum met allemaal dingen van vroeger heel leuk. Daar kon je kijken hoe ze dat allemaal doen enzo. Je kon ook ergens onder kruipen.” Vooral jongere geïnterviewden vinden het leuk om iets te doen te hebben. Vaak vinden ze stilzitten en luisteren saai: “Het was gewoon oersaai. Ik kan niet stilzitten.” Interactie is voor hen belangrijk. Het merendeel van de geïnterviewden vinden het leuk om zelf ergens op ontdekking te gaan.
De geïnterviewden van 23 t/m 30 geven aan dat iets interactiefs, waarbij ze iets kunnen doen, bijdraagt aan de ervaring; “Het gaat me om de ervaring, om het doen.” Een creatieve workshop, zoals pottenbakken, spreekt deze doelgroep daarom ook aan; “Weg van die schermen. Want je zit voor je werk al heel de dag op een scherm. Ik vind het dan fijn om zelf iets te doen daarna. Daar wordt mijn hoofd leeg van.”
Combineren
Wat uit de gesprekken met de kinderen en jongeren naar voren komt is dat zij het fijn vinden om een culturele activiteit te combineren met iets anders, vaak een niet-culturele activiteit. De drempel om ergens heen te gaan, zoals naar een museum of voorstelling, lijkt op die manier minder hoog te zijn.
Een culturele activiteit wordt bijvoorbeeld regelmatig gekoppeld aan een vakantie in het buiten- of binnenland. Als we vroegen wanneer zij voor het laatst naar een culturele activiteit waren geweest, was dat vaak op een vakantie met hun ouders: “Vooral op vakantie deden wij wel veel culturele dingen. Hoeveel kerken ik wel niet heb gezien in mijn leven.” Een andere jongere zegt: “Musea vind ik heel leuk om te bezoeken, maar dat doe ik niet echt hier in Nederland. Dat doe ik vaak als ik op vakantie ben. Omdat ik het dan leuk vind om daar cultuur te proeven.”
Als de geïnterviewden een dag of weekend naar een andere stad gaan, buiten Zeeland, bezoeken zij ook sneller een culturele activiteit: “Als ik een dagje naar een stad ga, dan ga ik wel even naar het museum.” Dan wordt het bijvoorbeeld gecombineerd met shoppen en eten, waardoor de jongeren niet het gevoel hebben dat ze ‘alleen’ voor de culturele activiteit hoeven te reizen: “Als het kan proberen we dingen te combineren. Dan gaan we lunchen of de stad in. Zodat je niet alleen daarvoor ernaartoe bent gegaan.” Een andere deelnemer geeft aan dat de stad vaak de keuze van een museum bepaalt: “Ik denk dat voor mij de stad wel uitmaakt, als het een leuke stad is zou ik daar sneller heen gaan.”
Af en toe is het ook het nuttige met het aangename combineren, zo noemt een jongere: “Denk Brugge nog wel iets sneller, omdat je dat dan kunt combineren met tanken bijvoorbeeld.”
Iets nieuws proberen
Als we tijdens het interview vroegen naar een bepaalde motivatie om iets wel of niet te gaan of willen doen, noemt de helft van de geïnterviewden uit de jongste leeftijdsgroep dat ze iets nieuws willen proberen. Ze zijn nieuwsgierig naar dingen die ze nog nooit gezien of gedaan hebben: “Bovenaan pottenbakken. Dat lijkt me leuk om te doen, want dat heb ik nog nooit gedaan.” Een andere deelnemer zegt: “Ik schilderen. Gewoon om eens te proberen.” In het verlengde daarvan ligt dat de oudere doelgroep regelmatig benoemt dat ze op zoek zijn naar iets wat vernieuwend en verrassend is. “Als het vernieuwend is, dan lijkt het me wel leuk.”
Belemmeringen
Bereikbaarheid
De meest genoemde belemmering onder de ondervraagde kinderen en jongeren is de bereikbaarheid van culturele activiteiten. Op een enkeling na wordt dit door alle respondenten als een negatieve factor gezien. Bij de jongste leeftijdsgroep hebben de ouders veel invloed op het kiezen van de activiteiten, omdat zij degenen zijn die hun kinderen vaak brengen en halen: “Dan worden we gebracht door onze ouders maar die hebben niet altijd zin om zo ver te rijden om ons ergens heen te brengen.” De kinderen mogen vaak nog niet alleen met het openbaar vervoer en zijn daarom aangewezen op de fiets. Een jonge deelnemer uit een Walchers dorp zegt daarover: “Fietsen is voor ons nog een beetje lastig, want wij hebben geen elektrische en best kleine mountainbikes, dus dat duurt dan lang.” Qua afstand is fietsen vaak geen reële optie voor de kinderen en ’s avonds alleen fietsen vinden ouders vaak onveilig: “Mijn ouders vinden het niet zo'n goed idee als ik om zeven uur nog met de fiets in het donker naar huis ga.”
Jongeren in de leeftijdsgroep van 14 tot en met 16 jaar willen minder afhankelijk zijn van hun ouders wat betreft vervoer. Zij hebben echter nog geen rijbewijs en reizen niet veel zelfstandig met het openbaar vervoer. Om die reden blijven ze vaak in hun directe omgeving, op fiets- of scooterafstand, wat er mede voor zorgt dat ze minder culturele activiteiten bezoeken.
De oudere geïnterviewden, in de leeftijd van 17 tot en met 30, zijn zelfstandiger in het reizen en hebben vaker een rijbewijs. Dit maakt dat zij flexibeler zijn in het reizen, dat wil niet zeggen dat zij bereid zijn om de reis naar een culturele activiteit te ondernemen. Als we de jongeren vragen waar ze hun geld aan uit zouden geven, kiezen zij toch vaker voor een evenement in de buurt dan buiten Zeeland; “Nee ik ga niet met de trein naar Amsterdam en ik wil ook niet met de auto als ik naar een concert ga, omdat ik alcohol wil drinken.”
Ook binnen de provinciegrenzen houdt reisafstand jongeren regelmatig tegen om een culturele activiteit te bezoeken: “Dat is ook een stukje bereikbaarheid. [..] Je komt niet echt ergens zonder auto, want alles is net te ver weg om te fietsen. Vlissingen kun je wel komen, maar als je geen auto hebt kun je er niet komen verder. De bereikbaarheid is gewoon heel lastig, maar het heeft natuurlijk ook met de geografie te maken, het is ook gewoon heel lastig als je allemaal eilanden hebt.” Veel jongeren uit deze groep geven aan dat ze het liefst met het ov zouden reizen naar een evenement: “Het liefst op de fiets of met het ov. Maar ervaring leert dat dat ov eigenlijk bijna nooit gaat. Ik heb lang in Wolphaartsdijk gewoond. En die buurtbussen die daar rijden tussen 9 en 5, daar moet je het niet van hebben.”
Deelnemers die woonachtig zijn in Zeeuws-Vlaanderen ervaren de reistijd en het vervoer als een grotere barrière dan de deelnemers in andere regio’s. Zij geven aan dat een rijbewijs en een auto echt een must is in de regio. Als wij deze jongeren vroegen wat ze doen of deden zonder rijbewijs, antwoordden zij; “Niks, thuiszitten op je kamer.” “Wachten totdat je papa en mama je misschien willen brengen.” En: “Hopen dat je vrienden hebt met een rijbewijs.” Voornamelijk de terugweg met het openbaar vervoer naar Zeeuws-Vlaanderen wordt omschreven als lastig of onmogelijk: “Vaak als het in de avond is. Kijk als het aan de overkant is kom je nog wel terug thuis vaak, want de laatste trein komt om 01:00 uur aan ofzo. Maar als je hier woont moet je wel rond 17:00 uur weg zijn. Want, ja, je moet voor 22:00 uur terug zijn, want de laatste boot gaat om 21:50.” We vroegen aan Zeeuws-Vlaamse jongeren in welke mate zij gericht zijn op België wat betreft het bezoeken van culturele activiteiten. Dit blijkt alleen voor een bioscoopbezoek het geval te zijn, voor overige culturele activiteiten gaan deze jongeren zelden naar België.
Kosten
De prijs van een culturele activiteit wordt door meer dan de helft van de jongeren genoemd als reden om niet te gaan. Deze belemmering speelt voornamelijk voor de groep van 14 tot en met 22 jaar, dit zijn vaak middelbare scholieren en studenten. Zo geeft een groep van 19 scholieren aan dat zij de bioscoop erg leuk vinden om te bezoeken, maar het zelden doen door de kosten: “De bioscoop is echt niet voor ons budget.” Als we vragen hoeveel geld ze over hebben voor een bioscoopkaartje varieert het bij deze groep scholieren van €3 tot €11.
Ook bij muziekoptredens of festivals lijkt de inhoud ondergeschikt te zijn aan de kosten. Zo vroegen we een deelnemer of het genre van het festival de reden was dat zij niet wilde gaan; “Nee, de prijs.” Aan een ander vroegen we juist waarom ze wél naar een bandje in de regio zou gaan. We vroegen: “Maakt het voor jou niet uit of het een bekende band is?” De deelnemer licht toe: “Het gaat er meer om: de tickets zijn goedkoop?”
Als een culturele activiteit gratis is, kan het net de motivatie zijn die de jongeren nodig hebben om wel te gaan: “Over het algemeen doe ik niet veel wat geld kost. Je kunt via de UCR zoveel doen wat gratis is.” Zo geeft een HZ-student aan dat de hogeschool meer mag promoten dat je als student gratis naar culturele activiteiten toe kan, zoals het Zeeuws Museum: “Ik ben er de laatste tijd best wel vaak geweest. Omdat ik met vrienden ging. Dan ging ik met weer met die. Want ik had iedereen verteld, als je een HZ-pas hebt, mag je gewoon gratis. Dat weet niemand”.
Voor het merendeel van de geïnterviewden tussen 10 en 13 jaar geldt dat zij niet zelf hoeven te betalen voor een culturele activiteit: dat doen hun ouders. Als we ze vragen hoeveel geld ze zouden over hebben voor een bepaalde activiteit, schatten ze meestal in wat hun ouders maximaal zouden willen uitgeven: “Mijn ouders willen niet iets van 60 euro gaan betalen, 20 euro zou prima zijn. Onze ouders hebben het wel goed met geld, maar het mag niet te duur zijn.”
Voor de oudere leeftijdsgroep, van 23 tot en met 30 jaar, lijkt geld een minder grote doorslaggevende factor te zijn dan in de andere leeftijdsgroepen. Deze jongeren hebben meestal een betaalde baan en daardoor laten zij zich over het algemeen minder remmen door de prijs: “Nee ik zit niet echt aan een prijs gebonden, maar het is meer dat ik kijk; wat krijg ik ervoor.” Maar de geïnterviewden zijn wel kritisch over prijs-kwaliteitverhouding en zeggen over museumbezoek: “Meer dan 15 euro heb ik er niet voor over. En het moet ook groot genoeg zijn om het ook daadwerkelijk te bezoeken. Niet dat het heel klein is, dat je er snel op uitgekeken bent.” “Normaal gesproken vind ik het dan te veel geld om voor een uurtje een museum binnen te wandelen.” Dit heeft ook effect op de reistijd die het bezoek waard maakt: “Dan rijd ik liever wat langer naar iets waar ik dan ook langer kan spenderen.”
Een tiental geïnterviewden uit de oudere leeftijdsgroep hebben of hadden een Museumkaart, maar zijn daar niet onverdeeld positief over. “Ik word 20 deze maand, dus als ik ga verlengen wordt het duurder […]. Dat is wel heel veel geld. Ik zou zelf zeggen; maak dat tot en met 28, maar ik snap dat dat lastig is. En 75 euro haal je er niet zomaar uit. En ik heb niet zo veel tijd en je moet met de trein. Ik vind het wel lastig, want met 20 à 30 euro heb je het er zo uit.”
Deze deelnemers hebben de indruk dat ze sowieso in Zeeland niet veel hebben aan hun Museumkaart. Dat beeld sluit aan op het gegeven dat 21 van de 511 aangesloten musea, dus slechts 4,1% van de musea, op Zeeuws grondgebied staan (Museum, 2024). Een deelnemer zegt: “Het Bizarium in Sluis [wil ik wel bezoeken, red.]. Maar die valt niet onder de Museumkaart. En dat is dan toch wel die drempel.”
Anderen beamen dat ze het lastig vinden om de kaart specifiek in Zeeuws-Vlaanderen te gebruiken: “Want je bent op een gegeven moment alle museums van Zeeuws-Vlaanderen wel afgegaan. Dan is het klaar. Tegen de tijd dat je uit Zeeuws-Vlaanderen bent, ben je al snel 30 euro kwijt aan vervoer.”
Tijd
Het gebrek aan tijd is voor veel geïnterviewden een belemmering om meer aan culturele activiteiten deel te nemen. Voornamelijk de twee middelste leeftijdsgroepen, van 14 tot en met 22 jaar, geven aan dat dit een grote barrière voor ze is. Ze noemen huiswerk en sport het meest als reden om niet deel te nemen aan culturele activiteiten: “Tijd te kort. Ik moet werken, naar stage, naar school, huiswerk.” en “Ik heb er niet zo heel veel tijd voor, want ik doe ook al drie dagen in de week voetballen. En ik zit op vwo, dus veel huiswerk.” De kinderen in de leeftijdsgroep tot en met 13 jaar noemen tijdsgebrek het minst vaak als belemmering.
Liever online
In mindere mate wordt ‘iets liever online doen’, aangegeven als barrière om een culturele activiteit te doen of te bezoeken. Dit wordt door een op de vijf jongeren genoemd. In bijna alle gevallen dat jongeren dit noemen gaat het om thuis een film kijken, in plaats van de film in de bioscoop te bezoeken; “Ik overweeg nu sneller van ga ik naar de bios of wacht ik tot ik het thuis kan kijken op Netflix of Disney+. Dat vind ik wel jammer, want vroeger als tiener ging ik veel meer naar de film.” Een ander zegt: “Ik kijk liever thuis een film. Tenzij het iets sociaals is met vrienden, en zij staan erop. Maar ik zou het zelf niet voorstellen.” Een enkeling geeft aan liever niet naar een concert te gaan, omdat je ook thuis kunt luisteren naar de muziek van een bepaalde artiest: “En het is gewoon heel duur, dus dan luister ik er wel gewoon naar op Spotify.”
Vanuit schaamte of angst om te falen kiezen jongeren er ook liever voor bepaalde activiteiten thuis te doen, in plaats van op les gaan; “Ik doe dan liever iets van YouTube namaken thuis, dat is dan makkelijker.” en “Ik vond het ook altijd moeilijk om dan, zeg maar voor iemand anders te zingen. Iemand die je dan toch niet persoonlijk kent.”
Sommige kinderen en jongeren vinden het voordeel van liever online iets creatiefs doen dat ze niet gebonden zijn aan wat ze in een workshop of cursus ‘moeten’ doen, maar helemaal zelf hun plan kunnen trekken. Ze vinden vaak online inspiratie voor wat ze willen doen. De (nasleep van) coronapandemie wordt niet als factor genoemd voor de voorkeur voor iets online te doen.
Beeld van Zeeland
Enkele oudere geïnterviewden, voornamelijk in de leeftijdsgroep van 22 tot en met 30 jaar, geven het imago van Zeeland als reden om niet naar culturele evenementen in de eigen provincie te gaan. Zij zoeken culturele evenementen vaker buiten de provinciegrenzen, zo noemt een deelnemer; “Het is voor mij een hele makkelijke stap om uit Zeeland weg te gaan en een activiteit verder weg te zoeken.”
Het idee dat er weinig of niks te doen is in Zeeland qua cultuur speelt bij deze geïnterviewden; “Hier heb je niet zo heel veel te doen en in grotere steden heb je veel meer dingen.” Een ander zegt over musea: “Ik vind dat de meeste leuke musea buiten Zeeland zijn, dus dan is het ook wel moeilijker om zelf te kiezen.” Als een deelnemer denkt aan het Zeeuws Museum zegt ze; “Dan denk ik eerst dat zal wel beetje een schilderij van een mossel en een Zeeuws meisje staan en dat was ‘m. Maar dat zal ook een beetje mijn eigen oordeel zijn.”
Overig
Er worden door sommige geïnterviewden nog andere redenen genoemd om niet deel te nemen aan culturele activiteiten. Zo is ‘opnieuw hetzelfde bezoeken’ door een zevental jongeren genoemd als reden. Zij verliezen hun interesse als ze hetzelfde evenement of museum bezoeken: “Het trekt me niet. Het is altijd hetzelfde. Al die feesten, zoals de Visserijfeesten, dat staat in de trend van Breskens is een havendorpje en vis... Maar het is elk jaar hetzelfde.”
Bij jongere geïnterviewden, in de leeftijd van 10 tot 13 jaar, komen belemmeringen als angst om iets te proberen of schaamte meer naar voren. Ongeveer een kwart uit deze groep geeft dit aan. Ze zijn bang iets verkeerd te doen en daardoor te worden uitgelachen door leeftijdsgenoten: “Ik ben er wel bang voor dat ik iets fout doe en dat ik voor schut sta.” Een ander kind zegt: “Acteren vind ik leuk om te doen, maar dan maak ik altijd praatfoutjes. Omdat ik dan het spannend vind.”
Het geloof is voor een enkeling ook een reden om niet mee te doen aan culturele activiteiten. Sommige films of bepaalde muziek bevatten teksten of beelden die niet passen bij de geloofsovertuiging van enkele christelijke geïnterviewden of die van hun ouders: “We mogen niet naar films met toverkracht en dat soort dingetjes kijken. En ook niet met geesten en dingen van Halloween. We mogen wel films kijken, maar dat soort dingen niet.”
Ook vormt het voor een enkeling een belemmering als de organiserende instelling niet duidelijk is over de praktische zaken: “Het was niet heel erg duidelijk aangegeven. Wanneer, of je materiaal moet meenemen, het was een beetje vaag omschreven. Dus ik wist niet of dat mijn ding was.” Tot slot wordt door drie geïnterviewden corona aangehaald als reden dat ze gestopt zijn met een bepaalde les: “Ik had net een paar lessen en dan was die lockdown, dus dan moest je via online.”
Belemmeringen – kwantitatieve gegevens
Aan de kinderen en jongeren vroegen we wat voor hen een belemmering is om deel te nemen aan culturele activiteiten. Bij de oudste geïnterviewden, in de leeftijd van 17 tot en met 30 jaar, deden we dat door een vraag te stellen via een online vragenlijst. Bij de jongere groep vroegen we ernaar door middel van stellingen. De kwantitatieve gegevens bevestigen wat in de interviews naar voren kwam; reisafstand, tijdsgebrek en kosten zijn de grootste belemmeringen voor jongeren. Opvallend is dat reisafstand voor de jongste deelnemers, veruit, de grootste belemmering is en voor de oudere groep is dat tijdgebrek. In de interviews komen deze grote verschillen minder duidelijk naar voren.
Factoren die als stimulans én als belemmering kunnen fungeren
Er zijn verschillende factoren die door de ene deelnemer worden ervaren als positief, terwijl een ander het ziet als een negatieve invloed. Deze factoren, die twee kanten op kunnen vallen, worden in dit hoofdstuk besproken.
Invloed ouders
De invloed van de ouders op het bezoek van of de participatie in culturele activiteiten is bij de geïnterviewden behoorlijk groot. Dit begint al in de kindertijd, waarbij ouders al dan niet hun kinderen stimuleren om culturele activiteiten te ondernemen. Zo geven ouders vaak een voorzetje om op een bepaalde les te gaan, zoals muziekles of een cursus: “Mijn moeder die zei: er is een dj-cursus en die gaan binnenkort starten en misschien is dat iets voor jullie.” en “Ik moest een instrument spelen van mijn moeder.” Op deze manier stimuleren ouders hun kinderen om in aanraking te komen met cultuur.
Als ouders zelf culturele interesse hebben, nemen ze hun kinderen geregeld mee naar culturele activiteiten; “Danny Vera vind ik ook altijd leuk, daar is mijn moeder ook fan van dus dan haak je een beetje aan.” Een ander zegt: “Ik kom ook uit een kunstzinnig gezin. Ik houd van kunst door hoe ik ben opgegroeid. Mijn ouders maakten het dan leuk voor ons. Op een leuke en prikkelende manier.” Dit laatste geldt niet alleen voor ouders, maar ook andere familieleden, zoals opa’s en oma’s. Zij nemen hun kleinkinderen geregeld mee naar culturele activiteiten, zoals het museum. Een deelnemer vertelt: ”Ook met oma zijn we ook wel heel vaak naar een museum geweest, dat was echt een standaarduitje als we daar gingen logeren.”
Daarnaast maken ouders vaak de keuze voor culturele activiteiten binnen het gezin. We vroegen de geïnterviewden wie bij hen binnen het gezin de keuze maakt (of vroeger maakte) naar welke film ze zouden gaan of welk museum ze zouden bezoeken. In bijna alle gevallen mochten de geïnterviewden zelf kiezen naar welke film ze zouden gaan, maar kiest een ouder vaak welk museum ze bezoeken: “Ik vind de meeste museums wel leuk, maar ik mag niet zelf kiezen. Ik weet ook niet of wij nou echt een goede smaak hebben in welk museum nou leuk is en welke niet.” Een ander zegt: “Bij mij zegt mama gewoon: we gaan vandaag naar een museum en dan denk ik; wat? Ik wilde net gaan knutselen. Zo gaat het meestal.”
Zoals in het vorige hoofdstuk al is besproken hebben ouders invloed op de hoeveelheid en aard van de bezochte culturele activiteiten, omdat de jongere geïnterviewden vaak afhankelijk zijn van hun ouders wat betreft kosten en vervoer.
Naast dat ouders stimuleren, hebben we ook veel jongeren gesproken wiens ouders weinig culturele interesse hebben. Deze ouders ondernamen zelf weinig culturele activiteiten: “Nee, wij deden eigenlijk nooit dat soort dingen. Mijn moeder is typisch Zeeuws opgevoed, Ik denk dat het typisch Zeeuws is van: ik ga naar werk, je gaat ‘s avonds je boek lezen, je gaat naar bed.” Het is opvallend dat de kinderen die dit aangaven vaak ook zelf minder geïnteresseerd waren in culturele activiteiten: “In mijn geval was het meer sport, dan theater of een museum. Dus ik merk dat mijn voorkeur meer ligt bij sport dan bij iets anders.” Het ligt in de lijn der verwachting dat kinderen en jongeren met ouders die niet of weinig culturele interesse hebben, minder voorbeelden geven van culturele activiteiten.
Leeftijdsafhankelijke activiteiten
De geïnterviewde jongeren en kinderen geven regelmatig aan dat zij het gevoel hebben dat culturele activiteiten niet aansluiten bij hun leeftijdsgroep. Voornamelijk jongeren van 14 tot en met 22 jaar hebben het idee dat ze buiten de boot vallen; “Het is alleen voor kleine kinderen of voor volwassenen, niet voor onze leeftijd.” Een ander zegt: “Mijn leeftijdsgroep valt daar net wat buiten. Ik denk dat er veel voor kleine kinderen is, dus bijvoorbeeld hobbyclubjes of zo, en dan weer juist voor wat oudere mensen, zoals handwerken.” Sommigen zien wel de potentie, maar vinden dat er nog niet genoeg rekening wordt gehouden met hun leeftijdsgroep. Zo zegt een deelnemer over het Nazomerfestival; “Persoonlijk vind ik de acts nog niet interessant genoeg. […] Het heeft voor mij ook potentie voor jongeren meer. Maar het is nu echt nog te gericht, in mijn ogen, op 30-40 en alles daarboven.”
Sommige geïnterviewden houden er rekening mee dat de culturele activiteit waar ze heen gaan, bijvoorbeeld een cursus kunstgeschiedenis, automatisch inhoudt dat de andere cursisten een stuk ouder zijn. Dit ervaren ze, hoewel ze wél gaan, als een obstakel. Voor een ander is de verwachting over de doelgroep zelfs een reden om niet te gaan. Een van de geïnterviewden zou graag kaartjes kopen voor de Christmas Sing Along in de Oostkerk, maar gaat uiteindelijk toch niet: “Omdat ik nu al weet dat iedereen 40+ is. Dus ik kom daar en dan sta ik daar als enige van 20. Dat is een beetje balen.”
Specifiek geven enkele jongeren in de leeftijd van 14 tot en met 16 jaar aan dat er geen evenementen voor hen worden georganiseerd en daardoor aansluiting missen met culturele activiteiten: “Ja, ik mis echt wel festivals. Niet bepaalde festivals, maar gewoon wel iets meer voor onze leeftijd. Een festival is vaak nu vanaf zestien.” Ook de Free Friday van City of Dance, gericht op de jongere doelgroep, spreekt hen niet echt aan. In de bioscoop ervaart deze leeftijdsgroep dat anders en bezoeken ze voornamelijk films voor volwassenen.
Jongere geïnterviewden, in de leeftijd van 10 tot en met 13 jaar, ervaren het anders. Zij vinden – over het algemeen – dat activiteiten wel bij hun doelgroep aansluiten. Ze vinden het overwegend leuk dat er bepaalde musea zijn die speciale dingen voor kinderen hebben, zoals in een museum een speurtocht of een speciale audiotour: “Het is echt een kindermuseum, je kunt ook naar buiten om bijvoorbeeld kikkers te vangen.” Twee anderen noemen het festival Onderstroom als een favoriet evenement in de buurt, omdat er zo veel te doen is voor kinderen; “Daar gingen mensen op touwen lopen. En dan zijn er heel veel van die voorstellinkjes. Het is heel grappig en het is voor kinderen.”
Gezelschap
De factor gezelschap werkt meerdere kanten op bij het bezoeken of doen van culturele activiteiten. Allereerst lijkt gezelschap hebben van een bekende bijna een voorwaarde te zijn om iets te bezoeken. Dit komt terug in iedere leeftijdsgroep, maar voornamelijk bij de leeftijdsgroep 14 tot en met 22 jaar. Zo zegt een deelnemer over een activiteit die ze leuk vindt: “Lijkt me heel leuk. Dan moet je wel echt iemand hebben om mee te gaan.” Een ander noemt: “Mij lijkt het pottenbakken wel leuk, meer ook als sociale activiteit, zou dat nooit alleen doen.” Bij het merendeel van de jongeren is het zo, dat als zij geen gezelschap hebben, ze liever helemaal niet gaan, dan dat ze alleen moeten gaan. Zo noemt een deelnemer over een creatieve workshop: “Stel je voor; ik zou in mijn eentje moeten gaan, dan zitten er straks allemaal vreemde kinderen die je niet kent en dan moet je daar mee zitten. Ik wil gewoon met iemand die je kent, dan kun je gewoon praten met diegene en naast diegene zitten.” Een ander vertelt dat hen tegenhoudt: “…dat ik dan nu voornamelijk alleen zou moeten gaan, weinig vrienden die er heen willen gaan. Die gaan liever naar de kroeg.” Op deze manier is de factor gezelschap ook als barrière te bestempelen. Een van de geïnterviewden rangschikt de culturele activiteiten zelfs op basis van hoe waarschijnlijk het is dat zijn vrienden met hem mee zouden gaan.
Anderzijds zorgen vrienden en vriendinnen er ook regelmatig voor dat de geïnterviewden wél meegaan naar een culturele activiteit. Een deelnemer vertelt waarom zij op dansen is gegaan: “Een vriendinnetje van mij, mijn beste vriendin, die zat ook al op dansen daar en die zat er toen nog maar een week op of zo. Toen leek het mij ook wel leuk, dus toen zijn we samen op dansen gegaan en gelijk op wedstrijden.”
Het gezelschap is voor onze geïnterviewden vaak nog belangrijker dan de inhoud van de activiteit. Zo noemt een deelnemer: “Dan zit je er ook met je vrienden en samen. Dan maakt het ook niet echt heel erg uit naar welk museum je gaat, want je hebt toch wel lol.” De gezelligheid is voor veel geïnterviewden de grootste aanleiding om ergens heen te gaan: “Vaak zijn het niet artiesten waar ik echt voor zou kiezen. Dan zou ik eerder voor de gezelligheid gaan. Met een groep mensen. Maar niet echt voor de muziek zelf.”
Invloed docent
Naast ouders en vrienden, hebben ook docenten, weliswaar in mindere mate, invloed op de cultuurbeleving van jongeren. Een docent van een creatieve les kan jongeren en kinderen stimuleren tot het doorgaan of het leuker maken van een bepaalde les: “Want die juffrouw is gewoon heel aardig, die is echt super lief.” Een ander zegt: “Ik had een geweldige kunstdocent. Dus dat vond ik heel erg leuk. En die merkte ook vrij snel dat ik het heel leuk vond en kon. Dus ik kreeg ook vrij snel eindejaarsopdrachten. Terwijl ik in de derde zat, dus dat was heel erg leuk.”
Het werkt ook de andere kant op; als docenten niet als leuk ervaren worden, kan het ook een reden zijn dat jongeren stoppen met een bepaalde les of de les als negatief beschouwen. Zo noemt een deelnemer: “En toen begon ik met toneel. Twee jaar. Nu ben ik daarmee gestopt, want toen kwam er een nieuwe leraar en die mocht ik niet. Niemand mag die.” Een ander noemt: “Op de middelbare school hadden we toneel, maar daar vond ik de docent niet leuk. Dus dan werd het gelijk wat minder.”
Omvang van het evenement
Ongeveer een kwart van de geïnterviewden noemt dat zij een culturele activiteit interessanter vinden als het wat groter is qua omvang. Zo vinden ze een museum leuker als er wat meer te zien is; “Het moet ook groot genoeg zijn om het ook daadwerkelijk te bezoeken, niet dat het heel klein is, dat je er snel op uitgekeken bent.” En anderen gaan liever naar de bioscoop in Antwerpen of Vlissingen, omdat de bioscoop groter is. Over de bioscoop in Zierikzee zegt een deelnemer; “Hier is een kleine bioscoop, alleen de films komen hier twee maanden later uit.” Ook voor een festival speelt de grootte een rol; “Ik ga liever als ik naar een festival ga, ga ik liever naar een groot festival met meer artiesten.”
Aan de andere kant is er ook een klein aantal jongeren die kleinschaligheid juist wel kunnen waarderen; “Kleine dorpsfestivalletjes in de zomer, met boerderijactiviteiten. Dorpsdingen. Ik vond dat toen heel leuk.” Een ander zegt over een muziekoptreden in Middelburg; “Ik vind het hier leuk dat het allemaal wat kleiner is. Dan denk ik: als ze later heel groot worden kan ik zeggen dat ik ze hier aan het begin van hun carrière gezien heb.”
Line-up
In mindere mate speelt de programmering van artiesten op een festival een rol om een festival wel of niet te bezoeken. Voor sommige jongeren is een bepaalde line-up bepalend om een festival te bezoeken, zo vragen we een deelnemer waarom hij naar Concert at Sea wil gaan; “Ja, voor de artiesten.” Anderen vertelden dat de reden van hun eerste bezoek aan de Ballade ook een artiest was; “Toen waren we hele erge Antoon-fans.”
De programmering kan een negatieve impact hebben; “Dan is er nog Concert at Sea. Mijn moeder heeft deze week kaartjes gekocht en ze vroeg of ik mee wou, maar ik zei nee. Ik ken de meeste mensen niet die komen. Het hoeft niet per se voor mij.” Een ander zegt: “Als een Boef bijvoorbeeld heel erg bekend is geworden, zullen ze hem nu pas uitnodigen om op te treden.” Binnen deze context is het misschien het meest opvallend dat slechts enkele geïnterviewden het hebben over de artiesten die optreden. De line-up lijkt geen grote factor te spelen in het keuzeproces.
Verdiepend kader: Vestrock
Tijdens de interviews van #ZLDjongeren&cultuur vroegen we de deelnemers een voorbeeld te geven van een leuke culturele ervaring. Zo verzamelden we een variëteit aan evenementen, waarvan de opsomming per doelgroep in het eerste hoofdstuk staat. Eén evenement werd meer dan andere activiteiten en evenementen genoemd: het muziekfestival Vestrock in Hulst. Drie van de vier doelgroepen noemden dit festival, met als uitzondering de groep van 17 tot en met 22 jaar. We zoomen in dit kader in op dit evenement en brengen in kaart hoe de eerder stimulansen en belemmeringen in de praktijk als factor voor cultuurbezoek fungeren. De hiervoor gebruikte bronnen zijn de interviews, een gesprek met Marcel Verhaar, één van de organisatoren van Vestrock sinds de start van het festival, krantenartikelen en informatie van de Vestrock-website.
De eerste editie van het muziekfestival Vestrock was in 2010. Het was toen een eendaags festival met twee podia waarop 2500 bezoekers afkwamen. In de tussenliggende jaren, tot en met de editie van 2023, is het uitgegroeid tot een tweedaags festival met zes podia waarop 20.000 bezoekers afkomen.
Iets nieuws proberen
Jongeren geven vaak aan dat ze op zoek zijn naar nieuwe en verrassende culturele activiteiten. Verhaar geeft aan dat de programmering gericht is op, naast gevestigde namen als headliners, artiesten die aan de start van hun carrière staan. “Een onderlaag van onontdekte artiesten,” zoals hij het zelf noemt. Dit sluit volgens hem aan op de wensen van het publiek.
Bereikbaarheid
Voor een aantal West-Zeeuws-Vlaamse deelnemers aan ons onderzoek is Vestrock een aantrekkelijk festival. Gevraagd naar de reistijd vertellen ze dat het drie kwartier rijden is. Hoewel niet om de hoek, vormt dat voor hen geen obstakel en weegt de aantrekkelijkheid van het festival op tegen de reistijd. Een van de jongeren drinkt niet, zodat ze met de auto kunnen. Met het openbaar vervoer naar Vestrock gaan is geen haalbare optie, vinden deze deelnemers.
De geinterviewde deelnemers uit Oost-Zeeuws-Vlaanderen geven aan dat het fijn is dat ze dicht bij Hulst wonen en dat een bezoek aan Vestrock daarom een haalbare optie is. Gevraagd wat ze aantrekt in Vestrock, vertellen ze: “Voornamelijk dat het in Hulst was.” en “Ik vind het wel heel handig dat het in de buurt is.”
Verhaar geeft in het gesprek aan dat er tijdens eerdere edities, met als laatste keer tijdens het festival in 2017, pendelbussen zijn ingezet om bezoekers naar Vestrock te vervoeren. De doelgroep voor dit busvervoer waren de bezoekers vanuit Walcheren en Zuid-Beveland met opstapplekken in de regio. De inzet van de bussen werd na 2017 niet langer financieel haalbaar geacht: er was te weinig interesse voor. Dit heeft geen negatieve impact gehad op de bezoekersaantallen van de daaropvolgende jaren.
Veertig procent van de bezoekers van Vestrock in 2023 kwam niet uit Zeeland. Verhaar geeft aan de niet-Zeeuwse bezoekers te bereiken door het negatieve perspectief (‘Vestrock is een eind weg’) om te draaien naar de boodschap: ‘je bent er even uit’.
Kosten
De geïnterviewden spreken niet veel over de kosten. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat festivalbezoek een van de populairdere vormen van cultuurbezoek is. Dan fungeert de ticketprijs mogelijk minder als een belemmering. Daarnaast is Vestrock relatief goedkoop ten opzichte van vergelijkbare festivals. In de reguliere verkoop kost een combiticket voor de editie van 2024 €119, een vrijdagticket kost €59 en een zaterdagticket €69. De organisatie geeft aan ervoor gekozen om de prijs bewust gelijk te houden aan de vorige editie. Verhaar benoemt Dauwpop als een vergelijkbaar festival. De ticketprijzen van dat festival zijn €77 euro voor een dagkaart, een combiticket kost €129,50. Daarmee is Vestrock een nét wat betaalbaarder festival.
Beeld van Zeeland
De Zeeuwse uitstraling wordt vaak als een belemmering gezien door de geïnterviewden, maar Verhaar geeft aan dat in het geval van Vestrock, het Zeeuwse imago géén belemmering vormt. De organisatie zorgt voor een sterke verbondenheid met de lokale en regionale bedrijven en geeft aan dat regionale inbedding in Zeeland, en in Zeeuws-Vlaanderen in het bijzonder, onderdeel van de missie is. Uit het publieksonderzoek dat Vestrock laat uitvoeren, blijkt dat het relatief hoog scoort op het bijdragen aan regionale trots. Ook benadrukt de organisatie juist in de communicatie het Zeeuwse element. Ten slotte geeft Verhaar aan elk jaar minimaal vier Zeeuwse acts te programmeren.
Een bezoek aan Vestrock verstevigt voor de sommige deelnemers de verbondenheid met de regio. Dit geldt overigens voor meer lokale festivals waarover we in de interviews hoorden, zoals Potatolands in Axel en Rock On The Kiosk in Philippine. Zo vertellen ze: “Je ziet daar weer heel veel mensen die je kent. Dat is altijd als je hier iets in de buurt gaat doen, maar dat is wel heel leuk.” Een ander vult aan: “Het is zelfs zo dat ik mensen een foto zie plaatsen van Vestrock en dan kijk ik op de achtergrond en dan denk ik; hee die ken ik.” Dat geeft de deelnemers het gevoel dat ze deel uitmaken van een cultureel evenmenent dat voor meer mensen belangrijk is. Er is ook een gevoel van trots over de uitstraling van het festival buiten de Zeeuwse provinciegrenzen: “Ik had zelfs studievrienden die uit Tilburg komen, die zag ik op Vestrock. Er komen best veel grote artiesten.”
Leeftijdsafhankelijke activiteiten
De beeldvorming over Vestrock is dat er veel jongeren komen. Dat blijkt uit uitspraken als “Daar komen veel jongeren.” en “Dat trekt toch wel jongeren.” De verwachting van de bezoeker over de leeftijd van het publiek speelt mee, zoals eerder in deze rapportage is opgemerkt. Weten dat er meer jongeren komen, is een belangrijke stimulans om te gaan.
Verhaar geeft aan zich te richten op de doelgroep van 14 tot en met 60 jaar. Voorheen bestond ook een tweede festival, Vestrock Junior, dat inmiddels is opgeheven. Het bleek ondoenlijk om te programmeren voor een leeftijdsgroep van 4 tot en met 16, wat de organisatie zich toentertijd ten doel had gesteld. “Een hiphoprapper wil niet op één poster met Mega Mindy.” Opvallend is dat, hoewel Vestrock zich niet meer expliciet op kinderen en jongeren richt, het festival onverminderd populair is onder die doelgroep.
Gezelschap
De grootste reden om naar Vestrock te gaan, volgens de geïnterviewden, is dat vrienden gaan. Ze horen ervan via de vriendengroep, vertellen ze. “Dan zou ik eerder voor de gezelligheid gaan. Met een groep mensen.” De keerzijde daarvan is, dat het ook een reden is om níét te gaan: “Ik heb ook niet echt de vrienden ervoor. Die wonen of aan de overkant [Zuid-Beveland, red.].” Verhaar bevestigt dat beeld: “Men gaat niet primair voor de inhoud de programmering, maar om samen met vrienden iets doen.”
Line-up
Een veel minder genoemde reden dan de invloed van vrienden is de programmering, iets wat ook al eerder in dit onderzoek naar voren is gekomen. Het is opvallend dat de geprogrammeerde acts maar weinig invloed hebben op de afweging of men wel of niet een ticket koopt. Er zijn enkele uitzonderingen. Een deelnemer vertelt: “Ik heb toch het gevoel dat hier wel namen komen die wel tof zijn.” En “Ik overweeg het wel altijd, maar het ligt er dan echt aan wie er komt.”
Vestrock: belemmeringen en stimulansen
Voor Vestrock geldt dat de belangrijkste stimulansen een combinatie is van de factoren gezelschap, iets nieuws proberen en beeld van Zeeland. Noch bereikbaarheid, noch kosten vormen voor de de geinteresseerde deelnemers een belemmering. In dit voorbeeld is te herkennen dat in bepaalde gevallen de belemmeringen worden verzacht door sterk aanwezige stimulansen. Bijzonder is ook dat het Zeeuwse imago niet afdoet aan de aantrekkelijkheid, integendeel. De lokatie en de verbondenheid met de regio zijn juist factoren die positief ervaren worden.
Afsluitend: Stimulansen en belemmeringen
In dit hoofdstuk onderzochten we welke factoren invloed hebben op deelname aan cultuurbezoek of het doen van een culturele activiteit. In de interviews gaf het bespreken van de inhoud van het culturele aanbod in Zeeland regelmatig aanleiding tot opmerkingen over alle factoren die samenhangen met en van invloed zijn op het nemen van de beslissing: ga ik [culturele activiteit] doen of bezoeken?
Die factoren brachten we samen onder de noemer stimulansen en belemmeringen. Aan de hand van elk voorbeeld geven we aan hoe die een beslissing over een culturele activiteit kán beïnvloeden voor de deelnemer. Hoe die keuze uitpakt is persoons- en situatiegebonden en waarschijnlijk zullen sommige factoren ook onbewust een rol spelen.
Hoe die stimulansen en belemmeringen in de praktijk werken, zie je terug in het verdiepende kader. Waar het Zeeuwse imago vaak een belemmerende factor kan zijn, is dat in het geval van Vestrock níét zo. Waar kosten voor jongeren een belemmering zijn, betekent dat niet dat ze bereid geld uit te geven aan een festivalkaartje. Ten slotte; of je vrienden iets leuk vinden om te doen, is een van de belangrijkste bepalende factoren voor cultuurbezoek.
3. Van flyers tot viral: waar en hoe vinden deelnemers informatie over culturele activiteiten?
Actief en passief
Tijdens de interviews hebben we de kinderen en jongeren gevraagd hoe zij aan informatie komen als ze een culturele activiteit wilden ondernemen. Als de deelnemer al voornemens is om iets te gaan doen, zoals muziekles volgen, dan zoeken ze vaak zelf op internet de nodige informatie op: “Ik heb gewoon gegoogeld naar harmonie in Middelburg.” Voor een bioscoopbezoek gaan jongeren, in veruit de meeste gevallen, direct naar de website van de bioscoop zelf, zodat ze kunnen zien hoe laat de film draait die ze willen zien.
Als de geïnterviewde jongeren en kinderen niet specifiek op zoek zijn naar een culturele activiteit, komen ze op verschillende manieren in aanraking met culturele activiteiten die ze interessant lijken: “Ik zoek er niet actief naar, maar het komt op mijn pad.” Dit gebeurt het meest via online kanalen, via socials als Instagram of TikTok. Zo noemt een jongere: “Als er zeg maar iemand groots komt, staat heel TikTok er vol mee.” Op die manier komen jongeren het meest in aanraking met culturele activiteiten.
Online
Een aantal geïnterviewden geeft aan dat ze bepaalde artiesten volgen op social media en op die manier kijken of zij in de buurt optreden: “Ik houd het meer in de gaten doordat ik van iemand op Instagram zie van dat ‘ie op tour gaat, bijvoorbeeld een cabaretier of een artiest bijvoorbeeld dat ik dan kijk; staat Middelburg er ook bij.” Een enkeling volgt ook de social media-kanalen van de bioscoop, het theater of het poppodium om op die manier op de hoogte te blijven van het aanbod. Voor studenten van de UCR blijkt dat de WhatsApp-groep van de universiteit voornamelijk wordt gebruikt om op de hoogte te blijven van culturele activiteiten.
Drukwerk
Naast online manieren, geven de geïnterviewden vaak aan dat ze op de hoogte van het aanbod zijn door de traditionelere kanalen, zoals posters of flyers. Op de vraag: ‘hoe ben je op de hoogte van het aanbod?', werd regelmatig geantwoord met: “Op een poster langs de weg.” Het aanreiken van een flyer kan volgens sommige geïnterviewden ook helpen: “Als het in de brievenbus terecht komt dan werp ik er wel altijd een blik op. Zoals zo'n uitagenda daar kijk ik dan wel altijd naar hoor. Dus op papier als het wordt aangereikt, dat werkt wel.” Door een enkeling wordt mond-tot-mondreclame genoemd, reclame op televisie of het bekijken van een trailer in de bioscoop als middel genoemd om aan informatie te komen van het aanbod.
Meer reclame
Een aantal geïnterviewden geeft aan slecht op de hoogte te zijn van het aanbod in hun regio en vinden dat er meer reclame gemaakt mag worden voor culturele activiteiten: “Ik besteed niet veel tijd aan culturele activiteiten. [..] Dat ligt er vooral aan dat ik niet weet wat hier leuk is.” Er worden ook wat suggesties aangedragen, zoals: “Beginnen met speciale acties. Bijvoorbeeld om aandacht te krijgen naar de social media-platformen. Gratis tickets weggeven of zoiets. Zodat mensen via die actie de social media-platformen gaan volgen. En daarmee gaan we dan voorstellen om de taal en de tone of voice te veranderen, om ook jongeren beter te bereiken.”
Afsluitend: Informatie over culturele activiteiten
In dit hoofdstuk onderzochten we hoe de doelgroep informatie vindt over het cultuuraanbod. Zowel drukwerk als online communicatiemethoden zijn goede manieren om kinderen en jongeren te bereiken. Daarin blijkt een behoorlijke tweedeling te zijn qua voorkeur en er tekent zich niet één duidelijk voorkeurskanaal af. Overigens spreken de geïnterviewden desgevraagd zich niet heel erg uit over het thema communicatie. In alle leeftijdsgroepen merkten we een redelijk nonchalante houding over het onderwerp. Deelnemers vertellen vaak dat informatie op hun pad komt, en dat ze er niet actief op zoek naar gaan, tenzij het om bioscoopbezoek gaat. Deelnemers geven ook vaak aan dat culturele organisaties meer kunnen doen aan hun zichtbaarheid.
4. Cultuureducatie: ervaringen op school en invloed op vrije tijd
Ervaringen met cultuureducatie
Alle kinderen en jongeren die wij gesproken hebben, hebben gedurende hun schooltijd en opleiding met cultuureducatie te maken gehad.
Vakken
Creatief bezig zijn is, zowel op de basis als de middelbare school, een vak. Zo noemen de jongeren de vakken tekenen, handvaardigheid, muziek, crea, CKV en Arts&Culture. Over het algemeen zijn kinderen en jongeren positief over deze vakken. Van alle jongeren is er slechts één die aangeeft dat er te veel tijd wordt besteed aan culturele vakken op school. Een aantal jongeren vindt zelfs dat er te weinig tijd besteed wordt of werd aan kunst en cultuur op school.
Een vijftal jongeren heeft een meer extrinsieke motivatie: “Je hebt dan een cultuurweek dat je allemaal dingetjes kunt doen. Ik vond het vooral leuk omdat we verder geen les hadden”.
Musea
Als er gevraagd werd naar de cultuureducatie aan jongeren, herinneren ze zich het vaakst een museumbezoek. Er worden verschillende musea buiten Zeeland genoemd, zoals het Rijksmuseum, het Archeon en het Vlaamse museum; Technopolis.
Over het Rijksmuseum zijn vrijwel alle jongeren positief. Veel geïnterviewden hebben tijdens hun basisschooltijd een bezoek gebracht aan dit museum. Ze vinden het lastig om uit te leggen wat ze precies leuk vinden aan het Rijksmuseum; “Het Rijksmuseum vind ik bijvoorbeeld ook wel leuk. Maar dat is dan meer omdat het Rijksmuseum is.” Een andere deelnemer zegt: “Het Rijksmuseum lijkt me gewoon cool.” Het feit dat het bekendere schilderijen zijn die daar hangen draagt voor sommige geïnterviewden positief bij, ze vonden voornamelijk de Nachtwacht en andere schilderijen van Rembrandt interessant. Een deelnemer zegt daarover: “Die schilderijen die zijn wel heel duur. Dat is wel heel cool om te zien.”
Daarnaast hebben de meeste jongeren een museum binnen Zeeland bezocht met school, zoals Terra Maris, het MuZEEum en het Zeeuws Museum. Het museum dat de kinderen het meest noemen is het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk. Over het algemeen worden de bezoekjes aan het museum als positief ervaren, zolang ze maar niet te vaak naar hetzelfde museum hoeven te gaan. Jongeren ervaren namelijk dat ze vaak naar hetzelfde museum gaan met school: “Er is hier eigenlijk maar één museum en daar ben ik echt tien keer geweest met de basisschool.” Ze geven aan dat ze op den duur alles al weten van dat museum, wat het saai maakt. De associatie die de jongeren hebben met dat museum is daardoor negatief en ze geven aan het museum in de toekomst niet meer te willen bezoeken. “Stel je voor dat je hier naar een museum bent geweest met school en dat je dacht: dit is zo leuk, hier wil ik nog een keer met mijn ouders heen?” “Nee want dan heb je meestal alles al wel gezien, dat zou saai zijn.”
Culturele uitjes
Naast het bezoeken van musea worden er nog andere dingen genoemd. Zoals het bezoeken van het theater, Film by the Sea, een fototentoonstelling en een schrijver in de klas. Een middelbare scholier zegt over de fototentoonstelling: “Bij CKV gaan we geloof ik vrijdag naar de Oostkerk, want er is iets met foto's ofzo. En verder weet ik het niet. [..] Het lijkt me wel boeiend, de verhalen van andere plekken op de wereld, ook met de oorlog in Oekraïne bijvoorbeeld.” Over het algemeen worden deze activiteiten positief ervaren door de jongeren.
Zelf creatief bezig zijn
Ook gaan jongeren zelf aan de slag met kunst en cultuur. Daarin worden ook verschillende vormen genoemd, zoals het meedoen aan de schoolmusical, tekenen, een muziekinstrument bespelen en dansen. De jongeren zijn wisselend enthousiast over deze activiteiten en de verdeeldheid is groot; sommige jongeren vinden het vreselijk om te doen, terwijl andere kinderen het erg leuk vinden. De docent wordt meerdere malen aangehaald als bepalende factor in de beleving: “We hadden we een meester van groep 8. Die meester was echt geniaal. Dat was zo'n man die iedereen kende. Dus dan gingen we naar Renesse met zo'n speurtocht langs monumenten om uiteindelijk ergens uit te komen en dan kregen we bolusijs en dat soort dingen.” De activiteit die er het meest positief bovenuit stak was een workshop graffiti spuiten.
Een ander die veel van toneelspelen houdt en jaarlijks naar een acteerkamp gaat vertelt dat dat laatste leuker is dan de theaterworkshop die ze op school kreeg: “Heel veel mensen vonden het niet leuk en die werden gedwongen. Dus dan is het gelijk een stuk minder leuk voor mij.”
Tot slot wordt een aantal maal de buitenlandse reis aangehaald als culturele activiteit. Dit wordt als positief ervaren, voornamelijk door de afwisseling tussen culturele activiteiten en niet-culturele activiteiten, zoals eten of sport.
Invloed cultuureducatie op vrije tijd
Ondanks dat jongeren de culturele activiteiten op school overwegend als positief ervaren, leidt dit er bij de geïnterviewde jongeren in de meeste gevallen niet toe dat zij in hun vrije tijd culturele activiteiten ondernemen. Zoals in het vorige hoofdstuk werd aangehaald vinden jongeren het saai om vaker naar hetzelfde museum te gaan en dit zorgt ervoor dat ze het betreffende museum niet in hun vrije tijd zullen bezoeken.
Nadat een jongere had aangegeven dat hij of zij een culturele schoolactiviteit leuk vond, werd gevraagd of de jongere dit ook in de vrije tijd zou willen doen. Op deze vraag werd overwegend negatief gereageerd; “Nee. Ik vind het wel leuk als je het met vrienden doet en je krijgt je cijfer te horen. Alleen om er nou echt op te zitten, ik heb er niet zo heel veel tijd voor.”
Afsluitend: Cultuureducatie
In dit hoofdstuk staat de invloed van cultuureducatie in het basis-, middelbare en hoger onderwijs op het ondernemen van culturele activiteiten in de vrije tijd centraal. Kinderen en jongeren hebben veel ervaring met binnen- en buitenschoolse cultuureducatie. Hoewel ze dat wel vaak leuk vonden – even iets anders dan anders – vertaalt het zich voor de deelnemers niet zozeer naar méér cultuur in de vrije tijd.
5. Het Zeeuwse culturele aanbod van de toekomst
Wensen
We vroegen de kinderen en jongeren wat zij zouden wensen wat betreft het culturele aanbod in Zeeland. Lang niet elke deelnemer had iets te wensen; ongeveer de helft had geen suggestie. De antwoorden van de geïnterviewden die wel een wens hebben, lopen erg uiteen. De wensen worden hieronder besproken.
Nieuw museum
Een nieuw museum werd het meest genoemd door de geïnterviewden, voornamelijk door Walcherse jongeren. Het onderwerp geschiedenis wordt hierin vaak genoemd; geschiedenis in het algemeen, de geschiedenis van Zeeland, de geschiedenis van Middelburg en Zierikzee of Zeeland in de koude oorlog: “Ik vind bijvoorbeeld dat ze die bunker onder de HZ vaker open moeten doen. Daar zit een grote bunker onder en het lijkt me razend interessant als je daar een tentoonstelling in kan doen over Zeeland in de koude oorlog.”
Naast geschiedenis wordt er ook nog genoemd: een kunstmuseum, en dan met name een voor moderne kunst. Door de jongere kinderen wordt een technisch museum genoemd waar je proefjes kunt doen, een interactief museum voor kinderen met het thema speelgoed of gamen.
Muziek
Daarnaast is muziek een thema waar jongeren meer van willen zien (en horen) in hun omgeving. Zowel het zelf doen, zoals een karaokebar, dj-les en een muziekvereniging, als het luisteren naar muziek wordt genoemd. Een poppodium wordt specifiek genoemd in Zeeuws-Vlaanderen: “Als er nou zoiets zou zijn als een poppodium, 013. Echt een zaaltje. We hebben wel het Scheldetheater in Terneuzen, maar... Dat is grijs.”
Creatieve activiteiten
Creatieve activiteiten, zoals een knutselclub in de buurt, keramiek of pottenbakken, wordt genoemd. Dit wordt voornamelijk genoemd door kinderen in de leeftijdsgroep van 10 tot en met 13 jaar. Maar ook in de leeftijd 14 tot en met 16 zeggen twee jongeren dat ze het leuk zouden vinden als er een kunstatelier is waar je zonder dat je je eraan committeert mee mag doen.
Festivals
Jongeren in de leeftijdsgroep 14 tot en met 22 jaar willen graag meer festivals in Zeeland, die specifiek afgestemd zijn op hun eigen leeftijdsgroep: “Ja, ik mis echt wel festivals. Niet bepaalde festivals, maar gewoon wel iets meer voor onze leeftijd. Een festival is vaak nu vanaf zestien.”
Bioscoop
De bioscoop is ook een terugkomend onderwerp in de wensen van jongeren. Zo zijn er wensen voor lagere prijzen voor tickets, een ‘normale’ bioscoop in Middelburg, een bioscoop in Zierikzee en een bioscoopvoorstelling met livemuziek: “Ik zie wel eens op social media voorbijkomen; bioscoopvoorstellingen waar klassieke muziek bij gespeeld wordt live. Dat is dan net even bijzonder, dat lijkt me leuk.”
Overige wensen
Er worden andere onderwerpen aangesneden die niet direct betrekking hebben op het cultuuraanbod zelf, maar op aanverwante thema's. Specifiek door jongeren uit Zeeuws-Vlaanderen wordt de wens uitgesproken voor beter vervoer om culturele activiteiten te kunnen bezoeken. Ook roept een deelnemer de provincie Zeeland op om ambitieuzer te zijn: “Wat mis ik? Dat vind ik lastig. Het is niet specifiek één ding. Het is er allemaal wel. Alleen het is er zo klein. Je hebt wel eens een festivalletje, je hebt wel eens een optredentje, je hebt wel eens een event. Alleen het is zo kleinschalig en het wordt nooit echt bijzonder aangepakt. Wat ik persoonlijk mis, is de ambitie.”
Tot slot wordt er door relatief veel jongeren gezegd dat zij niets missen in Zeeland, omdat ze niet geïnteresseerd zijn in culturele activiteiten, of juist omdat ze het niet erg vinden wat verder te reizen voor culturele activiteiten: “Meestal, ja, rij ik er gewoon wel zo ver voor.”
Hoe zorgen we ervoor dat jongeren meer deelnemen aan culturele activiteiten?
We hebben de jongeren tussen 17 en 30 jaar in een online vragenlijst gevraagd wat er gedaan moet of kan worden om jongeren meer te laten deelnemen aan culturele activiteiten.
Wat volgens de deelnemers het best zou werken is kinderen en jongeren meer laten meebeslissen over wat er te doen is in Zeeland. Workshops en materiaal gratis maken is volgens de geïnterviewden ook een geschikte optie om jongeren meer te laten deelnemen.
De geïnterviewden denken dat het meer motiveren van kinderen en jongeren om deel te nemen aan culturele activiteiten niet erg veel zin heeft. Slechts 10% denkt dat dit cultuurdeelname verhoogt.
De geïnterviewden kunnen ook een open antwoord geven op de vraag. Twee geïnterviewden geven aan dat jongeren beter op de hoogte gebracht moeten worden van het culturele aanbod. Twee andere geïnterviewden geven aan dat het vervoer en de bereikbaarheid verbeterd moet worden.
Afsluitend: Toekomst
In dit hoofdstuk zoomen we in op de wensen van kinderen en jongeren voor het toekomstige culturele aanbod in Zeeland. De deelnemers noemen een nieuw museum, poppodium of festival, maar velen geven aan geen wensen te hebben. Ze geven aan dat cultuurdeelname gestimuleerd kan worden door jongeren zelf mee te laten beslissen over het cultuuraanbod en ze pleiten voor het beschikbaar stellen van meer gratis materiaal.
Conclusie
Even terug naar de hoofdvraag: Wat karakteriseert de cultuurbeleving en -participatie van Zeeuwse jongeren met betrekking tot het cultuuraanbod in Zeeland? Die vraag deelden we op in een aantal deelvragen:
-
Hoe ziet de culturele beleving van kinderen en jongeren in Zeeland eruit?
-
Welke factoren hebben invloed op deelname aan cultuurbezoek of het doen van een culturele activiteit? Belemmeringen? Stimulansen? Zowel belemmering als stimulans?
-
Hoe vindt de doelgroep informatie over het cultuuraanbod?
-
Wat is de invloed van cultuureducatie in het basis-, middelbare en hoger onderwijs op het ondernemen van culturele activiteiten in de vrije tijd?
-
Welke wensen zijn er voor het toekomstige culturele aanbod in Zeeland?
Nonchalance en weerstand
Kinderen, en voornamelijk jongeren, zijn kritisch over hoe ze hun tijd indelen. Uit onze gesprekken blijkt dat ze een druk leven hebben met (huis)werk, sport, vrienden en hun online wereld. Ze geven aan 11 procent van hun tijd te willen spenderen aan cultuur. Die 11 procent wordt dan met name met bioscoopbezoek ingevuld.
Daarnaast heeft niet iedere Zeeuwse jongere belangstelling voor cultuur. Jongeren hebben lang niet altijd écht een uitgesproken mening over de culturele activiteiten die we samen bespraken. Dat is niet per se indicatief voor actieve desinteresse of weerstand, maar meer uit schouderophalende houding: het kan alle kanten op. Jongeren in de leeftijdsgroep van 14 tot en met 16 jaar (die zegt 3% van de vrije tijd aan cultuur te besteden) reageerden wel regelmatig met een gebrek aan interesse of zelfs weerstand.
De enige uitzondering op het gebrek aan interesse vormt bioscoopbezoek; een laagdrempelige vorm van passieve cultuurbeleving. Het overgrote deel van de kinderen en jongeren vindt dat leuk.
Culturele levensloop
De jongste groep, van 10 tot en met 13 jaar, heeft weinig eigen regie over de culturele activiteiten die ze bezoeken of doen. Ouders hebben een grote invloed op de mate van culturele interesse van de jongeren. Dit doen ouders door praktische dingen, zoals tickets kopen, hun kinderen halen en brengen, maar ook door ze te stimuleren om ze op muziekles te zetten en culturele activiteiten te ondernemen met hun kinderen. Daarnaast is het gezelschap, van vrienden en vriendinnen, erg belangrijk voor de jongeren; of er iemand meegaat is vaak belangrijker dan de activiteit an sich.
Uit interviews blijkt dat het verruilen van de onlinewereld voor een fysieke, offlineactiviteit voor de jongeren een grote stap is, die als beangstigend kan worden ervaren. In de fysieke wereld ben je kwetsbaarder, stel je je open voor de feedback van de docent en moet je je meer committeren aan een lesplan, vergeleken met TikTok-filmpjes kijken om jezelf iets aan te leren of inspiratie op te doen.
We zien dat er in de leeftijdscategorie 14 tot en met 16 minder muziekles of andere creatieve lessen worden gevolgd. Deze leeftijdsgroep geeft dan ook aan dat ze veel meer tijd moeten besteden aan huiswerk. Ze besteden ook relatief veel tijd aan hun vrienden. In deze levensfase wordt de invloed van vrienden een stuk groter. Ondanks dat jongeren de culturele activiteiten op of vanuit school overwegend als positief ervaren, leidt dit er bij de geïnterviewde jongeren niet zozeer toe dat zij in hun vrije tijd culturele activiteiten gaan ondernemen. In het geval van het museum lijkt het zelfs averechts te werken.
Voor jongeren lijkt de drempel soms te hoog om daadwerkelijk iets te bezoeken, al is er sprake van interesse, en zijn bepaalde stimulansen actief. Deze factoren worden overheerst door de belemmeringen die een rol kunnen spelen. Ze vinden het voornamelijk belangrijk dat culturele activiteiten laagdrempelig zijn; het aanbod moet aansluiten op eigen behoefte en de doelgroep. Daarnaast moeten de activiteiten niet te ver weg zijn en niet te veel kosten.
Daarnaast committeren zich niet graag aan een wekelijkse les of workshop. Als jongeren een culturele activiteit bezoeken vinden ze het belangrijk dat ze er zelf iets kunnen doen, in plaats van alleen kijken en luisteren. De bioscoop is hier een uitzondering op.
Tussen de 17 en 22 vinden de jongeren op eigen kracht hun weg terug naar culturele activiteiten. Dat heeft dan al een meer een intrinsieke basis; ze hebben de regie bijna volledig in eigen handen (voor de meesten in deze groep is een rijbewijs binnen bereik). Het gaat erom wat ze zelf leuk en interessant vinden. Maar in deze fase is geld, of het gebrek daaraan, een belangrijke factor voor wat ze kiezen. Daarbij komt ook dat ze de aantrekkelijkheid en het succes van een culturele activiteit afhangt van de sfeer die er heerst.
De leeftijdsgroep van 23 tot en met 30 jaar toont relatief veel betrokkenheid met culturele activiteiten. Merkbaar is dat er meer intrinsieke aandacht is voor het thema, vergeleken met de andere leeftijdsgroepen. Er is ook meer interesse in museumbezoek en creatieve workshops. Op het gebied van erfgoed zie je dat nostalgie een factor is die bijdraagt tot aantrekkelijkheid, en dat bij zulke activiteiten én bij festivals ook het Zeeuwse karakter meer wordt gewaardeerd.
Deze groep is wel behoorlijk kritisch op het Zeeuwse aanbod en is bereid, en in staat (in vergelijking met jongere groepen) om verder te reizen voor wat zijn kwalitatief hoogstaand cultureel aanbod. Ze geven aan dat het beeld heerst dat Zeeuwse activiteiten kleinschalig en niet vernieuwend zijn. Als ze kiezen voor een culturele activiteit letten ze zéker niet alleen op de inhoud, maar ook op sfeer en ervaring.
Als jongeren actief ergens informatie over willen, zoals een film in de bioscoop, dan zoeken ze dit online op. Als ze niet specifiek naar iets op zoek zijn, dan komen ze er vaak wel online mee in aanraking, zoals reclames via Instagram en TikTok. Daarnaast lijkt de ‘ouderwetse’ manier ook te werken, zoals reclame via een poster langs de weg, flyers of een folder door de bus. Als een evenement bij jongeren gepromoot moet worden, lijkt het slim om in te zetten op meerdere kanalen.
De wensen van jongeren voor Zeeland lopen uiteen, ze noemen een museum, een poppodium of een festival, maar velen gaven aan helemaal geen wensen te hebben. Een klein deel gaf aan het niet erg te vinden om de activiteiten buiten Zeeland te bezoeken. Om de groep meer te motiveren willen jongeren zelf meebeslissen over wat er te doen is voor jongeren in Zeeland wat betreft cultuur, daarnaast pleiten ze voor meer gratis materiaal.
Randvoorwaarden
Kinderen en jongeren die gaan beslissen over het wel of niet doen van een culturele activiteit lopen in gedachten een ingewikkelde beslisboom af – bewust en onbewust – om te bepalen of ze wel of niet iets gaan doen. Daarbij is het inhoudelijke element – de programmering, het onderwerp van de expositie, bijvoorbeeld – maar één van de vele elementen die een rol spelen. Hoe ver is het? Is er een bushalte? Wat verwacht ik van de prijs-kwaliteitverhouding? Gaan mijn vrienden ook? Daaronder liggen ook nog allerlei factoren die onderdeel uitmaken van de opvoeding en de school, en de mate waarin men in contact komt met cultuur, en of dat als positief werd ervaren. Het moet maar net goed gaan op allerlei punten om een kind of jongere cultureel geïnteresseerd te houden. Voor het gros van de jongeren moeten veel belemmeringen worden overwonnen en moeten de stimulansen flink actief zijn om tot een positief resultaat te komen: ja, ik ga.
Van de besproken belemmering is bereikbaarheid de meest genoemde onder de deelnemers. Jonge kinderen zijn afhankelijk van hun ouders voor vervoer als ze niet (alleen) op de fiets kunnen of mogen naar een culturele activiteit. Voor de oudere doelgroepen is een auto in veel regio's een must door het beperkte openbaar vervoer. Daarnaast is er een minderheid aan jongeren die intrinsiek cultureel geïnteresseerd is. Voor hen spelen de belemmeringen een veel minder grote rol. Zij zijn zelf al geïnteresseerd in kunst maken of in geschiedenis. Zij vinden het ook prima om alleen naar een museum te gaan. Zij blijven op muziekles, óók als ze in de derde klas van de middelbare school zitten.
En misschien nog het meest ongrijpbare; de keuzes die kinderen en jongeren, en dat geldt dan tot de leeftijd tot en met 22 jaar, maken, volgen niet altijd de wetten van de logica. Wat tegenstelling lijkt; categorisch een weerstand hebben tegen musea met schilderijen, maar wél heel graag naar het Rijksmuseum gaan, is in de ogen van de geïnterviewden niet zozeer in conflict met elkaar.
Denkrichtingen
- Geef over de hele linie gehoor aan de belemmeringen die zijn genoemd. Er is niet één, one size fits all oplossing die de aansluiting op kinderen en jongeren versterkt.
- Identificeer welke stimulansen al in het voordeel van een culturele instelling werken en versterk deze.
De volgende denkrichtingen focussen op verschillende belemmeringen, die in het samenspel van beweegredenen relevant zijn voor kinderen en jongeren die een culturele activiteit overwegen te ondernemen. De drempels verlagen en actief de doelgroep opzoeken zijn daarin de richtlijn.
- Heb aandacht hebben voor sfeer en beleving van een culturele instelling. Inhoudelijk én qua presentatie willen kinderen en jongeren verrast worden en zoeken ze vernieuwing op.
- Leg kinderen en jongeren weinig verplichtingen op. Workshops en ateliers vragen minder commitment dan cursusreeksen.
- Wees bewust met de planning van creatieve activiteiten zoals workshops. Zaterdagmiddagen of doordeweekse avonden zijn aantrekkelijker dan werkdagen overdag.
- Zorg ervoor dat musea en andere betaalde culturele instellingen minimaal een aantal maal per jaar gratis open zijn (en communiceer daar goed over). Biedt workshops en het materiaal gratis of met korting aan.
- Blijf investeren in oplossingen om het openbaar vervoer in Zeeland van en naar culturele instellingen en evenementen te verbeteren.
- Vergroot de zichtbaarheid door middel van heldere online én offline promotie en koppel die aan speciale bezoekersacties.
- Schep duidelijkheid als organiserende instellingen: wat, waar, hoe, wanneer.
En ten slotte:
- Betrek kinderen en jongeren bij wat er te doen is in Zeeland. Dat biedt de meeste kans om cultuurdeelname onder de doelgroep te vergroten.
Bijlage 1 - Methodiek en onderzoeksverantwoording
Verkennend onderzoek
De onderzoeksvraag is breed en kan daarom het beste aan de hand van een verkennend onderzoek beantwoord worden. Dit is een flexibel type onderzoek waarbij vragen worden beantwoord die nog niet eerder uitgebreid onderzocht zijn (Yin, 2014). We kozen voor een kwalitatieve aanpak, door middel van semigestructureerde groepsinterviews, ondersteund door enkele kwantitatieve onderdelen. Dit stelde ons in staat om een rijke set aan complementaire data over het onderwerp te verzamelen (Verhoeven, 2018).
Het belangrijkste ingrediënt van #ZLDjongeren&cultuur zijn de 37 semigestructureerde interviews die we hebben gehouden. Een semigestructureerd interview kent enkele vooraf vastgestelde vragen, maar geeft ruimte voor flexibiliteit en inbreng van de deelnemer (Verhoeven, 2018). We hebben 2359 minuten, ofwel 39,3 uur, aan audiomateriaal verzameld. De kwantitatieve gegevens verzamelden we vóór (via het aanmeldformulier) en tijdens het interview aan de hand van korte vragenlijsten en enkele werkvormen, deze worden verder in deze bijlage toegelicht.
Communicatie
Tussen september en december 2023 werden deelnemers aangetrokken door flink uit te pakken met offline en online communicatie. Er werd consistent gecommuniceerd met een sterke tone of voice en beeldtaal. Het persbericht werd opgepikt door de website en radiozender van Omroep Zeeland. In eerste instantie meldden de meeste deelnemers zich uit de regio Walcheren. Uit de klankbordgroep kwam (zeer terecht) de vraag ervoor te zorgen dat de deelnemers goed verspreid waren over de regio’s. Daarom zetten we in op een tweede wervingsronde in november 2023. Daardoor kwam het aantal geïnterviewden in de Oosterschelderegio en Zeeuws-Vlaanderen grofweg gelijk te liggen.
Aanmelding
Vanaf het begin was duidelijk dat het benaderen van kinderen en jongeren voor onderzoek, en dan ook nog een kwalitatief onderzoek waarbij er een tijdsinvestering van één tot anderhalf uur werd gevraagd, echt een opgave was. De primaire manier om kinderen en jongeren tot deelname te motiveren was (zoals ze zelf tijdens de interviews aangaven) de waardebon van €15,- die ze ontvingen na deelname. Ook werkten we er hard aan mogelijke obstakels tijdens de aanmeldprocedure weg te nemen. Dat deden we onder andere op de volgende manieren:
- Een zo kort mogelijk aanmeldformulier
- Contact via WhatsApp
- De geïnterviewden bepalen de interviewlocatie
- Keuze uit meerdere waardebonnen
Degenen die op het aanmeldformulier aangaven 16 jaar of jonger te zijn, kregen met de bevestiging van hun aanmelding gelijk een appje dat ze naar hun ouders konden doorsturen. Zo ontvingen zij een link naar een toestemmingsformulier. In dat formulier gaven we aan welke gegevens werden verzameld, waarvoor ze gebruikt worden, hoe lang ze worden bewaard en werd de privacy van de deelnemers gegarandeerd.
Een paar dagen voor het interview contacteerden we de deelnemers nogmaals om hen eraan te herinneren aan de dag, tijd en locatie van het interview. Dat moment grepen we ook meteen aan voor een oproep aan vrienden/vriendinnen/broers/zussen om ook nog mee te doen. Vooral kinderen uit de jongste leeftijdsgroep vinden het fijn om in een groepje geïnterviewd te worden en vaak leverde dat nog extra deelnemers op.
Dag van de Wetenschap
Op zaterdag 7 oktober 2023 was het de Dag van de Wetenschap. Op deze dag kunnen kinderen van 8 tot en met 14 jaar op een leuke manier in aanraking komen met de wetenschap door middel van workshops, shows en demonstraties (ZB, 2023).
Het onderzoek #ZLDjongeren&cultuur had een plek in het Joint Research Center Zeeland in Middelburg. We hebben deze wetenschapsdag gebruikt als ‘try-out’ om te testen of onze werkvormen goed aansloten op de doelgroep. Deelnemers mochten springen naar culturele activiteiten die ze meer of minder zouden willen doen, zoals schilderen of toneel spelen. Daarnaast mochten ze activiteiten rangschikken, met legoblokjes aangeven hoe ze hun vrije tijd indelen en aan welke culturele activiteiten ze hun geld zouden uitgeven. De kinderen kregen een klein cadeautje als ze aan alle werkvormen meededen, als bedankje voor hun deelname.
In totaal hebben ongeveer 60 kinderen in de leeftijd van 8 tot 14 jaar meegedaan met onze 4 werkvormen. Al merkten we dat het voor de kinderen onder de 10 jaar soms wat lastig was om de opdracht te begrijpen.
Deelnemers
De deelnemers zijn op verschillende manieren geworven. Allereerst hebben we in ons eigen netwerk rondgevraagd of er jongeren waren die mee wilden doen aan ons onderzoek. We hebben daarnaast scholen aangeschreven, die hebben het onderzoek gepromoot door middel van het ophangen van onze posters, waar een QR-code opstond naar de aanmeldpagina. We hebben ook cultuurinstellingen benaderd, die hebben ons onderzoek met name gepromoot door onze social media-post te delen. Ook hebben we een persbericht opgesteld om deelnemers te werven, met een verwijzing naar de website van het HZ I KCZS, waar de aanmeldlink te vinden was.
In totaal hebben er 106 kinderen en jongeren mee gedaan aan het onderzoek #ZLDjongeren&cultuur; 37 jongens (35%) en 70 meisjes (65%). Deze jongeren hebben de leeftijd van 10 tot en met 30 jaar; van jonge adolescent tot jonge professional.
Van deze groep wonen 44 jongeren op Walcheren, 30 in de Oosterschelderegio en 33 in Zeeuws-Vlaanderen. De verdeling van de doelgroepen per regio is te vinden in de onderstaande tabel. Van de geïnterviewde jongeren wonen er 50 in een van de vier grote Zeeuwse steden (Middelburg, Vlissingen, Goes of Terneuzen).
In de onderstaande kaart is te zien waar de deelnemers van de interviews woonachtig zijn.
Operationalisatie en uitvoering
Aan de hand van de opgestelde deelvragen hebben we een topiclijst opgesteld, dit is een lijst met onderwerpen die bij de interviews uitgevraagd. Deze onderwerpen worden niet in vaste vragen gegoten. Door de grote leeftijdsverschillen werd er een andere woordkeuze gebruikt of werd er op een bepaald aspect meer ingezoomd. De vragenvolgorde is ook van belang in kwalitatief onderzoek. Zo begonnen we vaak met een aantal makkelijk te beantwoorden vragen, zoals naam en leeftijd. En begonnen we met het onderwerp vrije tijd, daarna gingen we meer richting de cultuurbeleving van de jongeren. Om, onder andere, te checken of de volgorde aansloot bij de doelgroep hebben we een proefinterview gehouden.
Pilotinterview
We hebben, voordat we ‘echt’ begonnen met interviewen, een pilotinterview gehouden met twee brugklasleerlingen van 13 en 14 jaar oud. Op deze manier hebben we gekeken of de vraagvolgorde, vragen en de werkvormen aansloten bij de doelgroep (Mortelmans, 2020). Naar aanleiding van dit interview hebben we een aantal vragen aangescherpt.
Wat waarschijnlijk het belangrijkste leerpunt uit dit pilotinterview was dat het interviewen van kinderen en jongeren tot en met 16 jaar in klassenverband een groot risico met zich meebrengt: de deelnemers aan het pilotinterview gaven aan dat het heel lastig zou zijn om eerlijk antwoord te geven in zo’n setting. Veel liever werden ze geïnterviewd samen met hun eigen broers of zussen, vrienden en vriendinnen. Om een mogelijk kwaliteitsverlies te voorkomen hebben we zo veel mogelijk op die manier de interviews gevoerd. Daarop is er één uitzondering; we hebben een klas van een middelbare school tijdens een ckv-les geïnterviewd. Door de groep op te delen in deelgroepen wisten we het risico te beperken.
Het pilotinterview had ook effect op de verwachtingen die we hadden over de inhoud. We beseften ons dat er ook veel kinderen zijn die géén of nauwelijks interesse hebben in cultuur. De focus kwam daardoor sterker te liggen op de elementen die als stimulans of als belemmering voor cultuurdeelname worden gezien. Om een indicatie te krijgen van de interesse in cultuur namen we daarover één vraag op in het aanmeldformulier: Hoe vaak bezoek je een culturele activiteit (denk daarbij bijvoorbeeld aan een theatervoorstelling, een concert, een bioscoop, een museum)? De deelnemers kozen tussen één keer per week, maand, halfjaar of jaar.
Uitvoering
We ontwikkelden een topiclijst, een aantal werkvormen en twee vragenlijsten. De eerste vragen werden via het aanmeldformulier al aan de deelnemers gesteld. In het aanmeldformulier gaven de deelnemers aan hoe vaak zij een culturele activiteit bezoeken. Bij de vraag gaven we ter verheldering voorbeelden aan (“denk daarbij bijvoorbeeld aan een theatervoorstelling, een concert, een bioscoop, een museum”).
Naast de vragen die we stelden via de topiclijst, hebben we ook informatie ontsloten via een aantal werkvormen. Zo kregen de deelnemers ieder 10 legoblokjes. Ze mochten deze blokjes verdelen over verschillende vormen van vrijetijdsindeling, zoals sporten, naar de stad gaan of cultuur. Voor een andere werkvorm gebruikten we opnieuw 10 legoblokjes, hierbij stond elk legoblokje voor een bedrag. De jongeren moesten beslissen hoe ze hun geld zouden verdelen onder culturele activiteiten. Zo kostte een concert van een grote artiest in de ArenA 10 legoblokjes en ringrijden in een dorp in de buurt 1 legoblokje. De laatste werkvorm was het rangschikken van culturele activiteiten in de buurt van leuk naar minst leuk.
We verzamelden deze kwantitatieve informatie, die we als springplank gebruikten om door te vragen naar voorkeuren op het gebied van culturele activiteiten – en wat juist weerstand oproept.
We hebben gewerkt aan de hand van een topiclijst. De vragen werden aangepast aan het leeftijdsniveau van de deelnemer, maar de onderwerpen waren altijd hetzelfde.
Verschillen tussen leeftijdsgroepen
De interviews met de deelnemers in de leeftijd 10 tot en met 16 duurden één uur. De groep in de leeftijd van 17 tot en met 30 waren anderhalf uur in gesprek met ons. Dat halfuur extra gebruikten we met name om door te vragen over issues als bereikbaarheid en om meer werkvormen voor te leggen, zoals het doornemen van de lokale uitagenda via uitinzeeland.nl. Ook namen we met de oudere groepen de Uitagenda van hun dorp of gemeente voor de komende twee weken door. De werkvormen die we voor de kinderen hebben ontworpen, hebben we ook gebruikt bij de oudere leeftijdsgroepen, om de consistentie van de antwoorden te waarborgen.
Overig
De interviews vonden plaats op allerlei plekken, na navraag bij wat de deelnemer het beste uitkwam. Thuis, op school, in bibliotheken en de muziekschool zijn allemaal meermaals voorgekomen. Alle interviews werden, uiteraard nadat toestemming was gegeven door de deelnemer, opgenomen met een audiorecorder en later getranscribeerd.
Ten slotte; twee van de 37 interviews zijn in het Engels gevoerd, omdat deze met anderstalige UCR-studenten waren.
Thematische analyse
Na het uitvoeren en opnemen van de interviews, hebben we de audiobestanden woord voor woord uitgetypt. Dit zorgde voor 37 transcripten, als verkenning hebben we beiden alle transcripten doorgelezen. Deze transcripten werden vervolgens in Atlas.ti gezet, dit is software voor kwalitatieve data-analyse. In dit programma hebben we de transcripten gecodeerd. Eerst begonnen we met open coderen, hierbij krijgt ieder tekstfragment een omschrijving van één woord, een code (Mortelmans, 2020). Dit zorgt ervoor dat, het grootste deel van de tekst, bestaat uit korte fragmenten. Hierna zijn we axiaal gaan coderen, waarbij we hebben gezocht naar overeenkomsten en verschillen tussen fragmenten met dezelfde code. Door deze vorm van coderen veranderen codes en worden er subcodes aangemaakt. Tot slot hebben we selectief gecodeerd, waarbij begrippen met elkaar in verband gebracht werden. Het resultaat hiervan werden overzichtelijk weergegeven in een diagram. Op basis van deze diagram zijn de antwoorden op de deelvragen geschreven (Verhoeven, 2018).
Validiteit en betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid in dit onderzoek is hoog, dit heeft te maken met een aantal zaken. Zo hebben we een voldoende grote steekproef genomen uit de populatie. In totaal zijn er 106 kinderen en jongeren gesproken. Daarnaast hebben we gewerkt met een pilotinterview, om te testen of onze vragen goed begrepen werden en goed aansloten bij de kinderen t/m 16 jaar. De werkvormen testten we nogmaals tijdens de Dag van de Wetenschap onder 60 kinderen.
Tijdens dit onderzoek wisselden dataverzameling en de analyse elkaar af, dit wordt iteratie genoemd (Mortelmans, 2020) Dit heeft als voordeel dat de betrouwbaarheid van het onderzoek verhoogd wordt, omdat we met nieuwe data konden controleren of hetgeen we tijdens eerdere analyses gevonden hadden, klopte (Verhoeven, 2018).
De onderzoekers hebben elkaars interviews uitgewerkt, wat ervoor zorgt dat de objectiviteit gewaarborgd blijft. Tot slot is er ook gebruik gemaakt van peer consultatie, een onafhankelijke onderzoeker, heeft het onderzoek kritisch bekeken, waardoor eventuele vooringenomenheden weggenomen worden (Verhoeven, 2018).
Met jongere kinderen vonden de interviews vaak in hun klas gelijk na schooltijd plaats, zonder ouder erbij. Af en toe spraken we bij kinderen thuis af, waar er altijd een ouder aanwezig was. Ondanks dat we ons altijd uitsluitend tot het kind richtten, om inmenging van ouders te voorkomen, lukte dit niet altijd. In een eventueel vervolgonderzoek onder kinderen, is het handig om hier vooraf duidelijkheid over te scheppen naar de ouders toe. Daarnaast hebben we voornamelijk groepsinterviews gehouden, wat er voor gezorgd kan hebben dat kinderen elkaars mening hebben beïnvloed. We hebben dit effect geprobeerd te beperken door alle kinderen aan het woord te laten en te checken of ze het met elkaar eens waren.
We hebben gewerkt met een systematische aanpak, we hebben aan de deelnemers steeds dezelfde onderwerpen uitgevraagd in de interviews aan de hand van een topiclijst. Dit verhoogt de validiteit van het onderzoek (Verhoeven, 2018). Er is echter geen statistische generalisatie mogelijk, de steekproef is namelijk niet willekeurig getrokken. Deelnemers konden zichzelf aanmelden voor dit onderzoek. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat jongeren die al cultuur geïnteresseerd zijn, zich misschien eerder voor het onderzoek opgeven, omdat zij al geïnteresseerd zijn in het onderwerp. Echter, bij kwalitatief onderzoek is statistische generaliseerbaarheid niet relevant. Kwalitatief onderzoek is in de eerste plaats gericht op inzicht verkrijgen in een aspect van de menselijke ervaring.
Bijlage 2 – Aanmeldformulier
Bijlage 3 – Toestemmingsformulier
Bijlage 4 – Vragenlijst
Bibliotheek van Zeeland (ZB). 2023. Kom ook naar de Wetenschapsdag! Van: https://www.dezb.nl/wat-we-doen/wetenschapsdag.html
Broers, B., Van Dalen, B., Vinken, H., Brom, R. & Goedhart, M. (2022). Cultuurmonitor Zeeland. Nulmeting. Van: https://www.boekman.nl/wp-content/uploads/2022/06/Nulmeting-cultuurmonitor-Zeeland_definitief.pdf
Delmee, et al. (2012). Cultureel Jongeren Profiel. Segmentatiemodel voor kunst en cultuur. Van: https://www.kunstcontext.com/ckv/cjprofiel.pdf
Mortelmans, D. (2020). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Acco.
Museum (2024). 2024. Aangesloten musea. Van: https://www.museum.nl/nl/zien-en-doen/musea?mv-AcceptsMuseumCard=true&mv-PageIndex=0
Nelis, H., van Stark, Y. (2010) Puberbrein binnenstebuiten. Kosmos Uitgevers.
Verhoeven, N. (2018). Wat is onderzoek? Praktijkboek voor methoden en technieken. Boom Uitgevers.
Yin, R. (2014) Case Study and Research. Design and Methods. Sage Publications.