Leven Lang Ontwikkelen in de praktijk: ervaringen van Zeeuwse deeltijdstudenten
Inleiding
Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO, 2024) beschrijft Leven Lang Ontwikkelen (LLO) als: “Het stimuleren van de eigen regie van mensen op hun loopbaan, opdat ze zich blijven ontwikkelen en opdat deze ontwikkeling aansluit op de veranderende vraag vanuit de arbeidsmarkt.” De Rijksoverheid bekijkt het niet alleen vanuit het perspectief van de werknemer, maar ook vanuit het bedrijfsleven: “Mensen moeten zich blijven ontwikkelen om goed inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt. Maar leren en ontwikkelen is ook belangrijk om als bedrijf wendbaar en concurrerend te blijven.”
Er zijn verschillende vormen van Leven Lang Ontwikkelen. Het omvat formeel leren (met certificaten en diploma’s), non-formeel leren (trainingen en cursussen) en informeel leren (leren als onderdeel van dagelijkse taken en uit contact met collega’s en klanten) (SER & TNO, 2023).
In dit kwalitatieve onderzoek ligt de focus op werknemers die formeel leren en een opleiding van minstens zes maanden of langer gevolgd hebben. In 2022 neemt, landelijk gezien, ongeveer 17% van de werknemers deel aan een opleiding van zes maanden of langer. Dat aandeel daalde het afgelopen jaar relatief sterk bij lager en middelbaar opgeleiden, bij jongeren en bij werknemers met flexibele contracten. Bij hoger opgeleiden is juist een lichte stijging te zien. (SER & TNO, 2023).
We willen weten wat de ervaringen zijn van mensen die een LLO-traject gevolgd hebben; wat ging er goed en wat werkt minder goed? De onderzoeksvraag luidt als volgt:
Opzet
Het doel is door middel van dit onderzoek inzicht te krijgen in de ervaringen van het LLO-traject, om verdere ontwikkeling van werknemers aantrekkelijk en zo laagdrempelig mogelijk te maken. We focussen ons in dit artikel op het perspectief van de werknemer. Deze inzichten zullen een kwalitatieve verrijking zijn van de cijfermatige inzichten uit de Verkenning LLO op ArbeidsmarktInZicht en het kwantitatieve onderzoek van het Kenniscentrum Zeeuwse Samenleving. In totaal zijn 16 deeltijdstudenten met verschillende opleidingsniveaus geïnterviewd. Kenmerken van deze deelnemers zijn te vinden in de bijlage.
Als uitgangspunt voor dit artikel gebruiken we het WWK-model, dit is een verandermodel voor organisaties. Hierbij gaat het om de drie fases: weten, willen en kunnen. Bij het WWK-model worden de behoeften en wensen onder de aandacht gebracht in elk van de fasen van het veranderingsproces. ‘Weten’ gaat over bewust zijn van mogelijkheden, ‘willen’ gaat over intrinsieke en extrinsieke motivatie en gevoelde urgentie, ‘kunnen’ gaat over de daadwerkelijke aanwezigheid van middelen, vaardigheden en support (Janse, 2024). Om de vraag volledig te kunnen beantwoorden hebben we aan het WWK-model, de fase ‘ervaren’ toegevoegd, waarbij teruggekeken wordt op de ervaring.
Resultaten
Weten
‘Weten’ gaat over bewust zijn van mogelijkheden voor het volgen van een opleiding en welke factoren daar invloed van invloed zijn.
De mogelijkheden
Het is erg divers hoe werknemers in aanraking komen met opleidingen. De deelnemers op mbo-niveau hebben veelal zelf gesolliciteerd op een leer-werkplek, waarbij de opleiding via de werkgever gefaciliteerd werd. Zij kwamen via de werkgever in aanraking met de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL)-opleiding. Voor geïnterviewden die geen werken-leren traject volgen, geldt vaak dat zij zelf op zoek gingen naar een passende opleiding en vervolgens naar hun werkgever toestapten om te vragen of zij die opleiding konden volgen:
In twee gevallen kwam de werkgever naar de persoon met de suggestie om een bepaalde opleiding te volgen: "De afdeling opleidingen daar heeft eigenlijk gezegd van; zou die opleiding niet iets voor jou zijn? Want daar had ik nog nooit van gehoord."
Ontwikkelgesprekken
Bij bijna de helft van de geïnterviewden lijken functionerings- en ontwikkelgesprekken een rol te spelen in het al dan niet volgen van een opleiding naast het werk. Zij noemen deze gesprekken als belangrijke factor: "We hebben een beoordelings- en beloningsbeleid en onderdeel ervan is performance en development-beleid. Aan het begin van het jaar stel je met je leidinggevende doelen vast. Soms wat langer voor 5 jaar ofzo, anderzijds ook voor het lopende jaar. Die stel je met elkaar vast; welke ontwikkelkansen heb je nu? Welke projecten horen daarbij? En welke training en opleiding is daarvoor nodig?" Zij kwamen er door deze gesprekken achter waar hun ontwikkelkansen lagen. Als aanvulling hierop wordt van een drietal geïnterviewden verwacht dat zij een persoonlijk ontwikkelingsplan schrijven, waarin opleidingen ook aan de orde komen. Deze plannen worden besproken in het ontwikkelingsgesprek.
Andere deelnemers geven aan dat zij wel minimaal jaarlijks ontwikkelings- of functioneringsgesprekken hebben, maar dat het geen motivatie is om met een opleiding aan de slag te gaan. Een respondent noemt hierbij: "Het uiteindelijke doel van deze gesprekken is dat mijn werkgever weet in welke trainingen werknemers geïnteresseerd zijn, wat ze aan kunnen bieden. Hieruit komt eigenlijk nooit een langere opleiding, omdat dit druk legt op andere collega’s."
Twee geïnterviewden zijn op eigen initiatief op zoek gegaan naar hun ontwikkelpunten door middel van loopbaancoaching. Daar voerden zij gesprekken en maakten persoonlijkheidstesten. Vragen als; ‘wie ben ik?’ En ‘wat wil ik?’ Stonden daar centraal. Dit heeft voor deze geïnterviewden gezorgd voor een eerste aanzet om een opleiding te volgen.
Informatie inwinnen
Als de geïnterviewden het eerste zetje hadden gekregen of zelf tot de conclusie gekomen waren om een opleiding te volgen, gingen ze vaak online op zoek naar informatie. Ze vonden dat er op de website van de desbetreffende opleiding al veel informatie te vinden was over bijvoorbeeld de vereisten en studiebelasting. De meeste respondenten hebben daarna nog een informatiebijeenkomst of een open dag bezocht, om nog extra informatie te winnen en vragen te kunnen stellen. Ze gaven aan dat dit meer een formaliteit was en dat het niet veel nieuwe informatie heeft opgeleverd.
Invloed van collega’s is ook een belangrijke factor in het inwinnen van informatie. Veel geïnterviewden geven aan dat collega’s dezelfde of een soortgelijke opleiding gevolgd hebben: "En ik heb ook collega's die deze studie hebben gedaan, dus dat maakte het ook wel laagdrempelig." Ze vroegen hen om hulp voor en tijdens de opleiding.
De geïnterviewden die een associate degree (AD)-opleiding volgden gaven specifiek aan dat er vooraf voor hen niet veel bekend was over deze opleidingsvorm: "Veel mensen denken bij een hbo-opleiding toch aan vier jaar studeren. Maar nee, er is ook nog een associate degree die je kunt doen en dat is maar twee jaar. Dat is nog minder bekend."
Willen
Wat waren voor de geïnterviewden drijfveren om te starten met een opleiding naast hun werk?
Intrinsieke motivatie
Bijna alle geïnterviewden geven aan dat ze intrinsiek gemotiveerd zijn om een opleiding te volgen naast het werk. Ze zien het als investering in zichzelf en hadden vaak al langer de droom om een bepaalde opleiding te volgen:
En: "Ik merkte tijdens mijn minor ondernemerschap op het hbo al interesse om hierin een studie te gaan volgen."
Verdieping lijkt hierin het sleutelwoord te zijn; een groot deel van de geïnterviewden noemt dit als reden om uiteindelijk een opleiding te gaan doen. Juist om het werk, wat ze in de praktijk uitvoeren, met theorie te ondersteunen en hun kennis en vaardigheden te vergroten of verbreden: "Deels kun je het opdoen in de praktijk, maar soms is het heel fijn om dat vanuit de literatuur en theorie en vanuit het onderwijs te leren." Bijna alle geïnterviewden volgen een opleiding om hun huidige werk beter uit te kunnen voeren of door te kunnen groeien bij de huidige werkgever. Slechts twee deelnemers volgen een opleiding om zich om te laten scholen.
Doorgroeien
Doorgroeien naar een andere functie bij de huidige werkgever of het uitbreiden van het takenpakket wordt door ongeveer de helft van de deelnemers genoemd als drijfveer:
Na het volgen van de opleiding hebben werknemers vaak zicht op een nieuwe functie binnen het bedrijf waar ze werken: "Mijn opleiding draagt eraan bij dat ik uiteindelijk meer de engineeringskant uit ga." Vaak zijn er nog geen concrete afspraken gemaakt met de werkgever over de doorstroom binnen de organisatie, een gesprek hierover volgt volgens de geïnterviewden na het afronden van de opleiding of als er een passende interne vacature ontstaat.
Intrinsieke motivatie lijkt voor de meerderheid doorslaggevend te zijn, extrinsieke motivatie lijkt een aanvullende factor te zijn. Vijf respondenten geven aan dat voor hen het verhogen van het opleidingsniveau ook erg belangrijk is. Aan de ene kant willen ze laten zien wat ze waard zijn: "Iemand die meester is in de rechten heeft dan toch meer aanzien dan iemand die dat niet is en slechts een bachelor heeft." En aan de andere kant kan het te maken hebben met een eis van de werkgever; als je werk op dat niveau gaat doen, moet je wel in het bezit zijn van het juiste diploma; "Het is een functie die ik wil doen, waar ik per se een papiertje voor nodig heb."
Een enkeling noemt nog het salaris wat verhoogd wordt na het volgen van de opleiding, maar dit wordt nooit als de hoofdreden beschouwd: "In alle eerlijkheid; het is natuurlijk ook zo, kinderopvang verdient niet super. (…) Als pedagogisch coach, ga je toch wel 2 à 3 schalen omhoog. Dus daar doe ik het stukje voor."
Kunnen
Als de juiste informatie over de opleiding verzameld is en de motivatie aanwezig is om een opleiding te volgen, zijn er voordat ze daadwerkelijk beginnen toch nog een aantal drempels die weggenomen moeten worden.
Werk-privébalans
Alle geïnterviewden gaven aan dat de thuissituatie rustig moet zijn voordat ze startten met een opleidingstraject:
Een ander licht toe: "Ik wilde tien jaar geleden al mijn hbo gaan doen. Toen was er een verhuizing, andere baan, vrouw, kinderen, je kent het wel. Steeds een excuus om het niet te doen. En nu zei ik; als de jongste naar school gaat, ga ik het gewoon doen." Ze stellen vaak als voorwaarde dat hun privéleven op orde is en het gezin achter de keuze staat om een opleiding te volgen. Een geïnterviewde zegt erover: "Ik ben naar een open dag gegaan. Ik heb ook mijn vrouw meegenomen. Die tip kreeg ik van een collega; laat haar meegaan. Dan weet echt iedereen wat het inhoudt, wat voor impact op een gezin het heeft."
Mobiliteit
Vervoer en de reisafstand speelden voor alle deelnemers een rol in de keuze bij het volgen van een opleiding. Veel deelnemers geven aan dat het uiteindelijk volgen van een studie best een grote stap is, waardoor ze de reisafstand minimaal willen houden. Als er gekozen moet worden tussen vergelijkbare opleidingen wordt er altijd gekozen voor de meest dichtstbijzijnde: "Dus ik heb het dichtstbijzijnde gekozen richting de technische vakken die ik leuk vindt. Anders zit je al in Breda." Een ander noemt: "Alleen dan moest ik voor de BBL naar Rotterdam, dat zat niet in Goes. Dus het was ook praktisch. Als je het tweede jaar start kun je meteen naar Goes." Ook is de bereikbaarheid voor enkele deelnemers doorslaggevend in de keuze tussen verschillende opleidingen: "De plekken waren met het openbaar vervoer ook niet goed bereikbaar, dan zou je met de auto heen en weer moeten. En dan is het nachtwerk voordat je thuis bent. Dat is ook niet interessant voor je privéleven."
Kosten
Een andere drempel om daadwerkelijk te starten met een opleiding is geld:
Een andere deelnemer is pas met de studie begonnen nadat het instellingstarief tijdens de coronatijd gehalveerd is. Gedeeltelijke financiering door de werkgever lijkt een must te zijn voor de meeste deelnemers.
In de meeste gevallen blijkt dat de werkgever de kosten geheel of gedeeltelijk betaalt. Daar zitten in de meeste gevallen consequenties aan vast om een bepaalde tijd voor die werkgever te blijven werken na het volgen van de opleiding. Als je eerder de werkgever verlaat, moet je alsnog een deel van de opleidingskosten terugbetalen. Zo noemt een respondent: "Ze werken met een systeem dat ze het betalen en dan verwachten ze daarvoor nog wel twee jaar dienst." Alle respondenten die een dergelijke regeling hebben met de werkgever, vinden dit een redelijke eis.
Zelfvertrouwen
Naast praktische zaken zijn er voor sommige geïnterviewden ook andere drempels die gepasseerd moeten worden. De meeste deelnemers zijn al een langere tijd uit de schoolbanken. Het merendeel van de geïnterviewden ervaarde daardoor twijfel of ze het leren zelf nog wel zouden kunnen: "Ik was toch bang dat ik het niveau niet aan zou kunnen, omdat ik er al langer uit was, plus dat je gewoon nog drie dagen werkt." Voornamelijk bij de vrouwelijke deelnemers lijkt zelfvertrouwen een rol te spelen. De twijfel om het toch te gaan doen werd bij hen vaak door een ander weggenomen zoals een collega, leidinggevende of toekomstig docent: "Ze zei; het lukt jou wel. Anders had ik het misschien uiteindelijk wel gedaan, maar ook langer getwijfeld. Ze heeft het laatste zetje in de rug gegeven."
Tot slot is door de deelnemers vaak eerst gekozen voor de ‘veilige weg’ in het opleidingstraject om de drempel voor zichzelf te verlagen. Geïnterviewden die bijvoorbeeld graag een hbo-opleiding wilden doen kozen vaak voor een AD-opleiding, om zo eerst te kunnen aftasten of dit iets voor hen is, voordat ze starten met een vierjarige hbo-opleiding. Op die manier heb je in twee jaar een AD-diploma, hierna is de hbo-bachelor na twee jaar te behalen. Een deelnemer zegt hierover: "Ik heb even voor de veilige weg gekozen, dan heb je halverwege ook een diploma. Want je moet maar zien hoe het in de privésfeer ook gaat en naast je werk. Maar de intentie is om door te gaan. En nu heb je toch iets als je besluit het toch stop te zetten na twee jaar. " Een ander zegt: "Ik had het al heel lang, dat ik dit zou willen, ook met het idee om officier van justitie te worden. Maar ik dacht; ik heb niet heel veel die strafrechtelijke ervaring, dus ik dacht als ik de master strafrecht ga doen kan ik zien of ik het interessant genoeg vind. Maar dan heb je ook meteen een basis en dan laat je ook meteen zien dat je serieus bent en het echt wil gaan doen."
Ervaren & Vooruitkijken
Wat zijn de ervaringen van de deelnemers als ze eenmaal begonnen zijn met de opleiding en hoe kijken ze naar de toekomst?
Positieve aspecten
Het eerste wat vaak genoemd wordt door de deelnemers als pluspunt van het volgen van een opleiding is het vergaren van nieuwe kennis:
Wat de geïnterviewden ook als positief punt zien is de vrijheid die ze ervaren tijdens het volgen van de opleiding en de flexibiliteit die erbij komt kijken. Ze kunnen hun eigen tijd indelen en hebben relatief weinig contacturen. Een deelnemer zegt hierover: "Positief is dat je ook werkt naast je opleiding. Dat je niet voltijd aan school zit vastgebonden, maar ook je eigen vrijheid hebt en dat werkervaring dat weer versterkt."
Sommige deelnemers geven aan dat ze ook de flexibiliteit hebben om hun vakken in te delen tijdens het studiejaar, waardoor ze bepaalde vakken makkelijker kunnen koppelen aan de huidige werkzaamheden. Zo noemt een geïnterviewde: "Je kunt ook heel slim combinaties zoeken. Dus als je in je werk een bepaald onderzoek moet doen wat eigenlijk wel veel overeenkomsten heeft met zo'n leeruitkomst dan kun je die dingen ook wel combineren. En het onderwijs wat je dan doet breng je dan meteen in de praktijk en dan heb je helemaal een win-win situatie. En dat is echt de kracht van dit type onderwijs."
De koppeling met het huidige werk, wordt door de meeste deelnemers ook genoemd als groot voordeel. Naast dat ze het geleerde kunnen toepassen in de praktijk, kunnen werksituaties besproken worden op de opleiding: "Ook als het in de praktijk even niet zo liep kon ik dat op school bespreken met mijn klas en leraren en kreeg ik waardevolle tips. " De verdieping die de deelnemers hoopten te vinden, werd in de meeste gevallen gevonden tijdens de opleiding en wordt gezien als een van de belangrijkste positieve aspecten. Tot slot werd het opbouwen van een netwerk, doordat je als student met klasgenoten uit dezelfde branche zit, ook als positief ervaren. Het belang van studiegenoten wordt benadrukt door de geïnterviewden, elkaar motiveren en helpen zijn hierbij de belangrijkste aspecten, de woorden die hier aan meerdere deelnemers genoemd worden zijn: “elkaar er doorheen slepen.”
Negatieve aspecten
Overwegend werden er meer positieve dan negatieve aspecten gedeeld door de geïnterviewden. Het punt wat door de meeste deelnemers genoemd werd is dat de opleiding vaak wat rommelig verloopt: "Het is een zootje. Vooral het tweede jaar. Er is geen planning, heb je vragen dan krijg je amper of geen antwoord. Dat valt me tegen. Heel de klas ervaart het zo. En als je het binnen andere klassen vraagt, dan is het hetzelfde denk ik. " Drie deelnemers benoemen dat het daarom belangrijk is voor jezelf op te komen: "Dus je moet dan af en toe in de pen klimmen en voor jezelf opkomen. " Aansluitend op het rommelige aspect is dat de hoeveelheid begeleiding tegenvalt voor enkele geïnterviewden, zowel de begeleiding op het werk als vanuit studie. Zo noemt een geïnterviewde: "Er is nog nooit iemand geweest die me vroeg; hoe gaat het met je en heb je nog iets nodig van ons?"
Vaardigheden
Wat voor deelnemers lastig blijft is de prioriteit geven aan de opleiding. Ondanks dat alle geïnterviewden aangeven voorbereid te zijn op zware studiebelasting, valt het in de praktijk vaak tegen. Ze hadden verwacht meer tijd te hebben voor de studie, maar naast het privéleven en het werk valt dit soms zwaar. Volgens de deelnemers zijn een aantal vaardigheden essentieel om te bezitten. Daarbij wordt goed kunnen plannen het meest genoemd:
De bijbehorende vaardigheid discipline wordt ook vaak genoemd, net als: grenzen kunnen stellen, flexibiliteit en doorzettingsvermogen. De deelnemers geven aan dat het zwaar wordt om een studie te volgen naast het werk, als je niet over deze vaardigheden beschikt.
Twee deelnemers die ouder dan 50 jaar zijn, geven aan dat voor hen het digitale aspect in de studie lastig is, zoals een online leeromgeving. Daar zouden zij specifiek meer hulp bij willen: "Je bent natuurlijk lang al uit het studeren, je moet al heel veel op zo'n moment incasseren qua informatie. Dan was het wel fijn geweest om aan het begin meer een rondleiding in die online omgeving te krijgen."
Vervolgopleiding
Het volgen van een studie naast het werk wordt door alle geïnterviewden als zwaar ervaren. Desondanks lijken zij de smaak van het studeren te pakken te hebben, want bijna alle deelnemers geven aan na deze opleiding nog wel een opleiding te willen volgen: "Als ik deze opleiding heb afgerond, dan denk ik niet van; ik ben er. " Voor de meesten is die vervolgopleiding nog niet helemaal duidelijk, maar jezelf blijven ontwikkelen blijkt voor alle deelnemers belangrijk te zijn: "Ik wil mezelf duurzaam inzetbaar houden en dat betekent ook gewoon bij zijn op actuele onderwerpen, zoals de energietransitie."
Als er aan de deelnemers gevraagd wordt wat er volgens hen nodig is om mensen te motiveren om een deeltijd studie te volgen naast het werk, wordt de rol van de werkgever vaak benoemd. Ze mogen wat betreft de geïnterviewden een grotere rol spelen in motiveren van werknemers en ook het daadwerkelijk faciliteren van de opleiding doormiddel van tijd en geld: "Ik denk dat het vooral belangrijk is dat er vanuit de werkgever veel gefaciliteerd wordt. Dat maakt wel een verschil denk ik."
Conclusie
Wat is de ervaring van Zeeuwse werknemers die een LLO-traject volgen of gevolgd hebben?
Over het algemeen zijn Zeeuwse werknemers die een deeltijdopleiding volgen positief over de opleiding. De weg naar de opleiding toe is vaak lang, er moeten vaak verschillende hordes genomen worden waarin de werkgever een belangrijke rol zou kunnen spelen. Per onderdeel van het WWK-model wordt deze rol besproken en volgt er een tip voor werkgevers.
Weten: In de meeste gevallen wijst de werkgever niet actief op de mogelijkheden die er zijn om vanuit het bedrijf een deeltijdopleiding te volgen. Het moet vaak vanuit de werknemer zelf komen.
- Tip voor de werkgever: Bespreek de mogelijkheden actief met de werknemer en maak concrete afspraken over het al dan niet volgen van een opleiding.
Willen: De intrinsieke motivatie van werknemers lijkt doorslaggevend te zijn. De inhoud van de opleiding lijkt hen vaak interessant om het huidige werk beter te kunnen doen of door te groeien naar een andere functie binnen het bedrijf.
- Tip voor de werkgever: Zoek de intrinsieke motivatie op en maak de verbinding met de (toekomstige) behoefte van het bedrijf.
Kunnen: Er zijn allerlei praktische drempels voor werknemers die in de weg staan om daadwerkelijk een opleiding te volgen, zoals kosten en de werk-privébalans.
- Tip voor de werkgever: Speel een rol in het wegenemen of verkleinen van drempels door te faciliteren in praktische zaken, bespreek deze mogelijkheden actief met de werknemer.
Ervaren: Een opleiding naast het werk volgen is leerzaam, maar het is ook best zwaar om alle ballen hoog te houden. De motivatie behouden, doorzetten en plannen zijn hierin belangrijk voor de werknemer.
- Tip voor de werkgever: Uiteindelijk is het een win-winsituatie als een werknemer succesvol een opleiding afrondt. Ondersteun, motiveer en begeleid de werknemer daarom tijdens het opleidingstraject.
Bijlagen
Janse, B. (2024). WWK model. Bezocht op 17 september 2024, via: https://www.toolshero.nl/verandermanagement/wwk-model/
NRO (2024). Leven Lang Ontwikkelen. Bezocht op 12 april 2024, via: https://www.nro.nl/onderzoeksprogrammas/leven-lang-ontwikkelen
Rijksoverheid (2024). Waarom stimuleert de overheid leren en ontwikkelen? Bezocht op 12 april 2024, via: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/leven-lang-ontwikkelen/leven-lang-ontwikkelen-maatregelen-en-regelingen
ROA (2022). Leven lang ontwikkelen in Nederland. Bezocht op 12 april 2024, via: https://roa.nl/sites/roa/files/roa_r_2022_1_analyse_llo_enquete.pdf
SER & TNO (2023). Ontwikkeling van leercultuur. Bezocht op 11 oktober 2024, via: https://publicaties.ser.nl/ser_leercultuurmonitor_2023/ontwikkeling_van_leercultuur#tab-informeel_leren_in_sectoren