Zeeland nu en in de toekomst: een inwoneronderzoek in het kader van de Zeeuwse Omgevingsvisie
1. Inleiding
In Zeeland wordt sinds 2018 samengewerkt aan een visie over het huidige en toekomstige gebruik van de fysieke ruimte. Deze Zeeuwse Omgevingsvisie bepaalt de koers van de provincie tot 2050 en wordt opgesteld in het kader van de Omgevingswet die per 1 januari 2022 landelijk van kracht gaat. Met een onderzoek onder de inwoners wil de Provincie Zeeland de mening weten van Zeeuwen over de kwaliteiten van de provincie en de keuzes waar Zeeland nu en in de toekomst voor staat.
ZB heeft, in aanvulling op de Zeeuwse Omgevingsvisie 2021, onderzoek gedaan naar de kernkwaliteiten van Zeeland en de beoordeling van de fysieke eigenschappen en toekomstrichtingen voor Zeeland onder de eigen inwoners. Deze publicatie bevat de resultaten van dit onderzoek. Ten eerste wordt inzicht gegeven in het huidige beeld dat inwoners van Zeeland hebben als provincie om in te wonen, te werken en te leven. Daarnaast wordt ingegaan op welke richtingen en ontwikkelingen volgens de inwoners gewenst dan wel ongewenst zijn voor de fysieke leefomgeving tot 2050 [1].
Inwonersparticipatie bij het opstellen van een visie is relevant, omdat goede keuzes mede tot stand komen door samen na te denken over de toekomst van Zeeland. Door inwoners inspraak te geven, worden meerdere invalshoeken belicht en worden toekomstige wensen en behoeften scherper in beeld gebracht. Bovendien maakt het zichtbaar voor welke dilemma’s de provincie staat.
Het onderzoek onder de eigen inwoners is zowel een aanvulling als een verdieping op de gebiedstafelbijeenkomsten die zijn gehouden met lokale overheden, belangenorganisaties, bedrijfsleven, maatschappelijke instellingen, onderwijs- en kennisinstellingen en andere betrokkenen.
De voornaamste aanvulling ten opzichte van de huidige kennis is dat we middels het onderzoek betrouwbare uitspraken kunnen doen over het beeld dat inwoners hebben van Zeeland en de keuzes die zij zouden maken voor de toekomst. Er zijn 4.950 Zeeuwen van 16 jaar en ouder benaderd met de vraag om deel te nemen aan een vragenlijstonderzoek. Deze groep is geselecteerd door middel van een willekeurige steekproef uit de Basisregistratie Personen (BRP) van 13 Zeeuwse gemeenten. In het onderzoek zijn dilemma’s en keuzes die uit de gebiedstafelbijeenkomsten zijn voortgekomen voorgelegd aan inwoners.
De verdieping zit in de zorgvuldige selectie van vragen en gehanteerde methode. Eerdere studies naar de identiteit en het imago van regio’s en landen dienden als inspiratie (o.a. Beerli & Martin, 2004; Hosany, Ekinci & Uysal, 2005; Dormans, Van Houtum & Lagendijk, 2003; NBTC-NIPO, 2014; 2017). Dat geldt ook voor bevolkingsonderzoeken elders in het land, die tevens zijn uitgevoerd in het kader van de Omgevingswet (o.a. Gemeente Koggenland, 2020; Gemeente Eindhoven, 2020; Provincie Utrecht, 2018). Het onderzoek geeft bovendien inzicht in overeenkomsten en verschillen tussen groepen inwoners en regio’s in het beeld over (de toekomst van) Zeeland.
De vier maatschappelijke uitdagingen die in de Zeeuwse Omgevingsvisie zijn beschreven, zijn:
- Uitstekend wonen en leven in Zeeland;
- Balans in grote wateren en het landelijke gebied;
- Circulair Zeeland;
- Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.
De eerste twee uitdagingen hebben onze aandacht in dit onderzoek; de andere twee uitdagingen vallen grotendeels buiten de scope van dit onderzoek. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland zijn onderwerpen van gesprek in de Regionale Energiestrategie (RES) en Klimaatadaptatiestrategie Zeeland (KASZ). Circulair Zeeland wordt in dit onderzoek wel aangestipt, maar is te veel omvattend om hier in zijn geheel te behandelen.
Naast de twee maatschappelijke uitdagingen zoomen we in deze publicatie in op de kernkwaliteiten van Zeeland, zoals omschreven door het bureau Dorp, Stad en Land. Het bureau definieert kernkwaliteiten als ‘kenmerken die typerend zijn voor Zeeland. De totale set van kernkwaliteiten onderscheidt Zeeland van andere provincies. Het gaat hierbij om de herkenbare fysieke kwaliteiten zoals bebouwing, openbare ruimte, landschap, natuur en cultuurhistorie, maar het gaat ook om de koppeling met de immateriële waarden zoals gezondheid, rust, leefbaarheid, levendigheid, aantrekkingskracht en andere culturele en sociale aspecten.’ (2019, p.5).
Het bureau Dorp, Stad en Land omschrijft Zeeland als een provincie van vindingrijkheid en innovativiteit, van koppigheid en volhardendheid, van samenwerken om sterker te staan en van genieten en opladen. Een vraag vanuit de Provincie Zeeland is of deze benoemde kernkwaliteiten worden (h)erkend door de inwoners.
Door ons te richten op de kernkwaliteiten en de fysieke omgeving van Zeeland, stippen wij met dit onderzoek concepten aan die deel uitmaken van het identiteits- en imagovraagstuk van de provincie. Het is echter niet onze intentie om hier een volledige identiteit van Zeeland te schetsen. Andere studies behandelen dit onderwerp al - zie bijvoorbeeld het onderzoek van Van Keken, 2011. Het is desondanks om twee redenen nuttig om aansluiting te zoeken bij onderzoeken naar imago- en identiteitsvraagstukken in andere regio’s en landen. Allereerst hanteren bestaande onderzoeken methoden en vragenlijstontwerpen die gevalideerd en bruikbaar zijn bevonden om beelden onder inwoners te meten over de kernkwaliteiten en de fysieke leefomgeving van een geografisch gebied, zoals een provincie.
Ten tweede kan door aansluiting te zoeken bij literatuur over imago en identiteit, kennis worden verkregen over hoe een imago van de regio in de gunstige richting bijgestuurd kan worden. Door kennis te hebben van de sterktes en zwaktes van de provincie zoals gezien door de eigen inwoners, kan gericht worden gewerkt aan versterking en verbetering van de regionale profilering. Wanneer deze versterking en verbetering ook buiten de provincie zichtbaar worden, treedt verbetering van het imago op en kan een regio door de buitenwacht als aantrekkelijker woon-, werk- en leefgebied worden gezien (zie ook Van Raaij, Vinken & Dun, 2002).
Met dit onderzoek kijken wij naar twee dimensies die mede de identiteit van Zeeland bepalen. Het Prismamodel van Kapferer (2008) dient hierbij als uitgangspunt. Het model onderscheidt zes dimensies van identiteit (zie Figuur 1). De onderste twee en middelste twee dimensies worden in deze rapportage niet onderzocht. Deze dimensies worden namelijk niet behandeld en verder uitgewerkt in de Zeeuwse Omgevingsvisie. De bovenste twee dimensies worden hier wel behandeld en zijn gerelateerd aan ‘kernkwaliteiten’ en beoordeling van de fysieke leefomgeving van Zeeland. We bespreken eerst kort alle dimensies ter volledigheid.
De onderste twee dimensies hebben betrekking op de identiteit van een regio op inwonerniveau. Reflectie is de zogenaamde ‘externe’ spiegel van de provincie (Van Raaij et al., 2002). Het gaat over het beeld dat de buitenwacht heeft van de provincie en haar inwoners. Welke mensen wonen er? Bestaan er typische Zeeuwen? Voelen mensen van buiten de provincie zich hiertoe aangetrokken? Zelfbeeld gaat over het beeld dat inwoners van zichzelf hebben als onderdeel van de provincie. Het gevoel van voldoening en trots bij inwoners om onderdeel te zijn van de provincie.
Het middelste deel van het model met haar twee dimensies vormt de verbinding tussen inwoner en provincie. Cultuur refereert aan de historie, rituelen, helden en stelsel van normen en waarden van de provincie. Relaties gaan over de bindingen die mensen onderhouden met de provincie en vice versa. Het betreft de mate van verbondenheid en betrokkenheid van inwoners bij de provincie, en het gevoel als Zeeuw zelf verantwoordelijk te zijn voor de leefbaarheid in de provincie.
Het bovenste deel van het model heeft onze aandacht in dit onderzoek: het ‘beeld’ of perceptie van de fysieke kenmerken en de persoonlijkheid van de provincie. We relateren beide aspecten aan onderdelen uit de Zeeuwse Omgevingsvisie 2021:
(1) Fysiek. Het gaat bij fysiek om de concreet-waarneembare, uiterlijke kenmerken van de provincie (zie Van Raaij et al., 2002). De fysieke eigenschappen van Zeeland maken onderdeel uit van de identiteit van Zeeland. Als we dit aspect koppelen aan de Zeeuwse Omgevingsvisie dan gaat het bijvoorbeeld om de ‘netwerklaag’ van infrastructuur en bereikbaarheid van de openbare voorzieningen, maar ook om de ‘gebruikslaag’ van bebouwing, openbare ruimte, landschap, natuur, openbare en recreatieve voorzieningen en cultuurhistorie.
(2) Persoonlijkheid. Persoonlijkheid, hier gebruikt als metafoor, omvat de menselijke kenmerken die aan een provincie zijn toe te schrijven, zoals ‘modern’, ‘besluitvaardig’ en ‘open/gesloten’. Het is een set van (menselijke) kenmerken die typerend zijn voor een provincie en die het ‘karakter’ van de provincie beschrijven (Upshaw, 1995). In de Zeeuwse Omgevingsvisie wordt Zeeland getypeerd met kernkwaliteiten als ‘volhardend’, ‘samenwerkend’, ‘vindingrijk’ en ‘genieten’. De kwaliteiten maken Zeeland als provincie herkenbaar en bepalen haar persoonlijkheid.
In het hier gerapporteerde onderzoek wordt het beeld over de kernkwaliteiten, fysieke eigenschappen en de toekomst van de ruimtelijke structuur beschreven. Door middel van een survey onderzochten we welk beeld inwoners hebben en welke kansen, zorgen en mogelijke acties zij zien voor de Zeeuwse, fysieke leefomgeving tot 2050. Voor een overzicht van alle stappen in het onderzoek verwijzen we naar de uitgebreidere onderzoekverantwoording. De belangrijkste punten voor wat het inwoneronderzoek betreft, zijn:
- Gegevens van in totaal 1.241 Zeeuwen die 16 jaar of ouder zijn en die wonen in een van de 13 Zeeuwse gemeenten worden in dit onderzoek gebruikt.
- Om de persoonlijkheid van Zeeland te meten hebben we gebruik gemaakt van de semantische differentiaal techniek (Nicolas & Van der Zwaan, 1967). Deze techniek wordt vaker gebruikt om het persoonlijkheidsaspect van de identiteit te meten en is eerder toegepast in onderzoek naar bijvoorbeeld het imago van landen (zie o.a. Martin & Eroglu, 1993).
- Om de beoordeling van de fysieke eigenschappen van Zeeland inzichtelijk te maken, gebruiken wij de vragenlijstopbouw van Van Raaij en collega’s (2002). Zo vroegen we de inwoners eerst naar de belangrijkste eigenschappen van een provincie om in te wonen en te leven, vervolgens vroegen we ze de eigenschappen te beoordelen. Tenslotte konden de respondenten aangeven welke eigenschappen zij in de eerste, tweede en derde plaats voor Zeeland verbeterd zouden willen zien.
- Om de respondenten na te laten denken over de toekomst van Zeeland als provincie om in te wonen, te werken en te leven (tot 2050), vroegen we ze naar welke aspecten volgens hen behouden en welke verbeterd zou moeten worden aan Zeeland. Voorts legden wij stellingen en toekomstperspectieven uit het concept Zeeuwse Omgevingsvisie voor aan de respondenten.
- Om inzicht te krijgen in profielen van meningen van de Zeeuwse inwoners (wie vindt wat?) zijn respondenten o.a. gevraagd naar hun leeftijd, woongebied en woongeschiedenis. In dit onderzoek splitsen we de resultaten uit naar laatstgenoemde achtergrondkenmerken. Het gaat dan specifiek om: (a) leeftijdscategorie (=16 tot 30 jaar, 30 tot 65 jaar en 65 jaar en ouder), (b) stedelijkheid van het woongebied (=stedelijk/niet-stedelijk) en woongeschiedenis (=wel/niet hele leven in Zeeland gewoond) [2].
In hoofdstuk 2 beschrijven wij de menselijke kenmerken die Zeeuwen associëren met Zeeland en die in de Omgevingsvisie worden geduid als ‘kernkwaliteiten’. We kijken naar de kernkwaliteiten die Zeeuwen toeschrijven aan Zeeland (en welke niet). Tevens bespreken we in hoeverre de kernkwaliteiten die staan beschreven in de concept Zeeuwse Omgevingsvisie door de inwoners worden herkend.
De beoordeling van de fysieke eigenschappen van Zeeland staat in hoofdstuk 3 centraal. Dit hoofdstuk beschrijft de eigenschappen die inwoners het meest belangrijk vinden voor een provincie om in te wonen en te leven. Daarnaast analyseren wij hoe inwoners de fysieke eigenschappen van Zeeland beoordelen; zoals de bebouwing, openbare ruimte, landschap, natuur en cultuurhistorie.
Hoofdstuk 4 gaat in op de toekomst van de fysieke omgeving tot 2050. Kern van dit hoofdstuk zijn de dilemma’s en keuzes uit het concept Zeeuwse Omgevingsvisie. Op basis van de antwoorden van de inwoners krijgen we inzicht in de kansen, zorgen en gewenste acties die zij zien voor Zeeland.
Hoofdstuk 5 bevat ten slotte de belangrijkste conclusies van dit onderzoek.
2. Kernkwaliteiten van Zeeland
In het eerste deel van het vragenlijstonderzoek zijn inwoners gevraagd om menselijke kenmerken aan Zeeland toe te schrijven. Deze menselijke kenmerken zijn deels gekozen op basis van de kernkwaliteiten van Zeeland zoals deze zijn benoemd door het bureau Dorp, Stad en Land. Daarnaast zijn kenmerken toegevoegd die zijn gebruikt in soortgelijk onderzoek in andere regio’s of landen (Het PON, 2018; 2019; Gemeente Houten, 2017; Russel, Ward & Pratt, 1981).
Inwoners kregen eerst 25 tegenstellingen voorgelegd. Een tegenstelling is bijvoorbeeld mooi tegenover lelijk. Op een vijfpuntsschaal kon de respondent aangeven of men de provincie meer met ‘lelijk’ (links van de schaal) of meer met ‘mooi’ (rechts van de schaal) associeert. Hierna vroegen we respondenten nog expliciet in hoeverre ze de benoemde kernkwaliteiten bij Zeeland vinden passen.
Als we de 25 tegenstellingen voorleggen dan blijkt dat Zeeuwen de provincie overwegend positief karakteriseren. Dit oordeel is positief, ongeacht leeftijd, woonregio (stedelijk/niet-stedelijk) of woongeschiedenis (wel/niet altijd in Zeeland gewoond) van de inwoner. ‘Mooi’, ‘plezierig’ en ‘ontspannen’ zijn de belangrijkste duidingen; gevolgd door ‘begaan met haar natuurlijke omgeving’ en ‘bewust van haar historie’.
Ouderen verschillen op een aantal punten van jongvolwassenen wanneer ze Zeeland karakteriseren [3]. We benoemen de voornaamste verschillen: ouderen (=65 jaar en ouder) associëren Zeeland eerder met ‘levendig’ dan jongvolwassenen (=16 tot 30 jaar) en inwoners van 30 tot 65 jaar. Jongvolwassenen neigen wat meer dan de andere leeftijdsgroepen naar het concept ‘ouderwets’ wanneer ze Zeeland duiden. Als het gaat om de positionering van Zeeland ten opzichte van andere regio’s dan zijn ouderen iets meer uitgesproken richting Zeeland als ‘kansen pakkend’, ‘gericht op samenwerking’, ‘naar buiten gericht’. De andere leeftijdsgroepen zijn meer uitgesproken richting ‘volgend’ en Zeeland als structuur van ‘losse eilanden’.
We zien ook enkele verschillen tussen enerzijds Zeeuwen die altijd in Zeeland hebben gewoond en anderzijds Zeeuwen die ooit elders hebben gewoond. Het verschil tussen beide groepen zien we vooral bij de positionering van Zeeland ten opzichte van andere regio’s. Hoewel de verschillen klein zijn, zijn Zeeuwen die elders hebben gewoond iets meer uitgesproken richting Zeeland als ‘naar binnen, op zichzelf gericht’; terwijl Zeeuwen die altijd in de provincie hebben gewoond meer neigen naar de provincie die is ‘gericht op samenwerking’. Verder duiden Zeeuwen die elders hebben gewoond de provincie eerder als ‘ouderwets’ dan als ‘modern’.
Kijken we het naar het verschil tussen inwoners uit stedelijk en inwoners uit niet-stedelijk gebied dan valt op dat inwoners uit niet-stedelijk gebied de provincie wat meer associëren met ‘gevarieerd’ en ’gemoedelijk’. Inwoners uit stedelijk gebied neigen licht naar ‘niet-kansend pakkend’; terwijl inwoners uit het niet-stedelijk gebied hier niet uitgesproken over zijn.
Om te onderzoeken of inwoners zich erkennen en herkennen in de kernkwaliteiten, zijn de kenmerken die in de Zeeuwse Omgevingsvisie worden gerelateerd aan Zeeland voorgelegd aan de inwoners. Aan inwoners is gevraagd (a) óf ze de kernkwaliteiten vinden passen bij Zeeland en (b) welke kernkwaliteit zij het beste vinden passen bij de provincie.
De mate van herkenning van de Zeeuwse kernkwaliteiten hangt samen met de leeftijd van de inwoners. Zo herkent het merendeel van de inwoners van 65 jaar en ouder de provincie in alle kernkwaliteiten, namelijk ‘genieten en opladen’ (78%), ‘koppig, volhardend, en kansen pakken’ (63%), ‘vindingrijk en innovatief’ (62%) en ‘samenwerken om sterker te staan’ (62%).
Bij inwoners van 16 tot 30 jaar en van 30 tot 65 ligt dit anders. De meesten vinden de kernkwaliteiten ‘genieten en opladen’ en ‘samenwerken om sterker te staan’ (zeer) passend. Over de kernkwaliteiten ‘koppig, volhardend en kansen pakken’ en ‘vindingrijk en innovatief’ zijn zij echter meer verdeeld: tussen de 40 en 50% vindt deze kernkwaliteiten weinig tot helemaal niet passend bij Zeeland, waar een vergelijkbaar aandeel de kernkwaliteiten wel passend vindt.
Welke kernkwaliteit uit de Zeeuwse Omgevingsvisie vindt men het beste passen bij Zeeland? Volgens de 16 tot 30-jarigen (65%) en de 30 tot 65-jarigen (58%) is dat ‘genieten en opladen’; op ruime afstand gevolgd door ‘samenwerken om sterker te staan (respectievelijk 14% en 15%). De 65-plussers zijn verdeeld: het grootste aandeel vindt ‘samenwerken om sterker te staan’ (30%) en ‘genieten en opladen’ (29%) het beste passen, gevolgd door ‘koppig, volhardend en kansen pakken’ (18%).
We vinden geen noemenswaardige verschillen tussen inwoners van stedelijk en niet-stedelijk gebied en tussen inwoners die wel en die niet altijd in Zeeland hebben gewoond.
3. Beoordeling fysieke eigenschappen van Zeeland
In het tweede gedeelte van de vragenlijst staat de beoordeling van de fysieke eigenschappen van Zeeland centraal. De voorgelegde fysieke eigenschapen zijn overgenomen uit eerder onderzoek en uit het concept Zeeuwse Omgevingsvisie. De opbouw van het vragenblok over dit onderwerp is gebaseerd op het onderzoek van Van Raaij en collega’s (2002). Dit laatste betekent concreet dat we inwoners eerst hebben gevraagd om de eigenschappen te benoemen die zij het belangrijkst vinden aan een provincie om in te wonen en te leven. Vervolgens is aan de inwoners gevraagd om Zeeland ‘te scoren’ op de afzonderlijke eigenschappen. Als derde stap hebben we de inwoners gevraagd om aan te geven welke eigenschappen in hun ogen op de eerste, tweede en derde plaats verbeterd kunnen worden aan Zeeland. Deze derde stap vormt tevens de opmaat naar de wensen en ideeën die Zeeuwen hebben ten aanzien van de fysieke omgeving in Zeeland tot 2050 (hetgeen wordt behandeld in hoofdstuk 4).
We hebben de respondenten eerst gevraagd om drie eigenschappen aan te vinken die voor hen het belangrijkst zijn als het gaat om wonen en leven in een provincie. De grootste groep (27%) kiest voor werkgelegenheid en carrièrekansen, gevolgd door aanwezigheid en kwaliteit van de natuurlijke omgeving (16%) en veiligheid (13%). Op de tweede plaats worden opnieuw werkgelegenheid en carrièrekansen het vaakst genoemd en daarnaast ook aanbod van voorzieningen. Veiligheid en recreatiemogelijkheden zijn de meestgenoemde eigenschappen die Zeeuwen op de derde plaats belangrijk vinden.
Hoe verschillen inwoners onderling van elkaar als het gaat om belangrijke eigenschappen van een provincie om in te wonen en te leven? Algemeen geldt dat Zeeuwen, ongeacht leeftijd, stedelijkheid of woongeschiedenis, het eens zijn over de aspecten die het meest belangrijk zijn aan een provincie om in te wonen en te leven. Jongvolwassenen leggen echter nog iets meer belang bij werkgelegenheid en carrièrekansen dan oudere inwoners. Daarnaast hechten inwoners die niet altijd in Zeeland hebben gewoond aanzienlijk meer belang (25% t.o.v. 13%) aan de ‘aanwezigheid en kwaliteit van de natuurlijke omgeving’ dan inwoners die altijd in de provincie hebben gewoond.
Als we kijken naar aspecten die lager op de prioriteitenlijst staan dan zien we dat Zeeuwen in niet-stedelijk gebied wat meer waarde hechten aan ‘saamhorigheid’ dan inwoners uit stedelijk gebied. Inwoners van 65 jaar en ouder noemen, in vergelijking met inwoners van 30 tot 65 jaar, vaker ‘cultuur en zichtbare historie’ als belangrijk aspect aan een provincie om in te wonen en te leven (resultaten vermeld in Tabel 3).
In navolging op de prioritering hebben de respondenten aangegeven hoe goed Zeeland volgens hen scoort op onderdelen binnen de hierboven genoemde thema’s. In Tabel 4 staat de beoordeling van inwoners ten aanzien van 26 indicatoren die zijn gerelateerd aan de fysieke aspecten van Zeeland. De indicatoren staan gesorteerd op de waarde die inwoners hechten aan de overkoepelende aspecten (zie Tabel 2).
In het algemeen kan gesteld worden dat Zeeuwen positief zijn over wonen en leven in Zeeland. Bij 23 van de 26 uitgevraagde onderdelen scoort Zeeland volgens de inwoners boven het rekenkundig gemiddelde van drie (=’gaat wel’) (zie tabel 4).
Zeeuwen zijn vooral positief over zaken die gaan over de aantrekkelijkheid van het Zeeuwse landschap, de natuurlijke omgeving en de recreatiemogelijkheden. In vergelijking met andere leeftijdsgroepen zijn 65-plussers het meest positief over het Zeeuwse landschap. Voorts beoordelen inwoners uit het niet-stedelijke gebied de leefomgeving als gezonder dan inwoners uit het stedelijke gebied (zie tabel 5).
Hoewel hoog op de prioriteitenlijst, scoort Zeeland volgens de eigen inwoners matig op werkgelegenheid en carrièrekansen. Inwoners die niet altijd in Zeeland hebben gewoond zijn bovendien nog kritischer op dit punt. Het beeld van de Zeeuwse infrastructuur en de bereikbaarheid van voorzieningen is wisselend; de bereikbaarheid van voorzieningen met de auto wordt positief beoordeeld, waar de bereikbaarheid van voorzieningen met het openbaar vervoer en de bereikbaarheid van Zeeland vanuit aangrenzende regio’s worden beoordeeld als matig tot onvoldoende. Het oordeel van de Zeeuwse inwoners over de doorstroom van het verkeer is gematigd positief. Over het aanbod van voorzieningen zijn inwoners ook gematigd positief, behalve als het gaat om het horeca-aanbod; daar krijgt Zeeland een goede score op van haar inwoners. Mensen van middelbare leeftijd zijn het minst tevreden over het aanbod zorgvoorzieningen en jongvolwassenen zijn het minst positief over het aanbod winkels.
Onderwijs, in termen van het aanbod van scholen en kwaliteit van het onderwijs, wordt gematigd positief beoordeeld, waar de studiemogelijkheden als matig (‘gaat wel’) worden bestempeld. Over de kwaliteit van het onderwijs zijn vooral de ouderen en de inwoners in het niet-stedelijke gebied positief gestemd. De diversiteit en betaalbaarheid van de woningen in Zeeland worden door inwoners als matig tot voldoende beoordeeld. Jongvolwassenen zijn het negatiefst gestemd over de betaalbaarheid van woningen.
Saamhorigheid en aanbod van cultuur en zichtbare historie worden matig tot positief gewaardeerd. Inwoners in het niet-stedelijke gebied en de mensen die hun hele leven in Zeeland hebben gewoond geven gemiddeld genomen een relatief hogere score voor saamhorigheid. Jongvolwassenen geven, in vergelijking met 30 tot 65-jarigen en 65-plussers, een lagere score voor het aanbod evenementen en festivals in Zeeland.
Zijn het de eigenschappen waarop Zeeland volgens de eigen inwoners het minst scoort die men ook het eerst verbeterd zou willen zien? Aan de respondenten is gevraagd om aan te geven wat zij op de eerste, tweede en derde plaats zouden willen verbeteren aan Zeeland.
Brengen we de prioritering van gewenste verbeteringen in kaart dan blijkt dat Zeeuwen vooral werkgelegenheid en carrièrekansen; aanbod van voorzieningen en infrastructuur (wegen, bereikbaarheid) voor verbetering vatbaar achten. Dit sluit logisch aan op de matige beoordeling van de Zeeuwse inwoners van deze indicatoren op dit moment (zie Tabel 6 en Figuur 4).
Om meer inzicht te krijgen in de aspecten die inwoners graag willen behouden en/of willen veranderen in Zeeland, zijn inwoners twee open vragen gesteld. Bij de eerste vraag kon men maximaal drie trefwoorden noemen over hetgeen men wenst te behouden voor Zeeland. Bij de tweede vraag kon men maximaal drie trefwoorden noemen over hetgeen met wenst te veranderen in Zeeland. In figuren 5 en 6 staan de antwoorden. Een groter lettertype betekent dat het trefwoord vaker is genoemd.
De woordenwolken in Figuren 5 en 6 laten ten eerste zien dat de aspecten waar Zeeland volgens de inwoners goed op scoort ook behouden moeten blijven. Tevens zijn het de aspecten waar Zeeland matig tot onvoldoende op scoort die volgens de eigen inwoners veranderd moeten worden. Er worden ook onderwerpen ingebracht door de respondenten die in de vragenlijst niet eerder aan de orde zijn gekomen, zoals ‘dialect’ en ‘vrijheid’ (bij behouden) en de ‘Westerscheldetunnel’ (bij veranderen) [4].
4. Zeeland in 2050
In het derde en laatste deel van het bevolkingsonderzoek zijn inwoners vragen gesteld over Zeeland in 2050, als provincie om in te wonen, werken en leven. Met behulp van een zevental vragen, waaronder enkele open vragen, zijn de inwoners van Zeeland bevraagd over zorgen en kansen ten aanzien van de toekomst van de provincie.
Aan de deelnemers van het onderzoek is gevraagd in hoeverre zij zich voor de toekomst van Zeeland zorgen maken over 19 specifieke onderwerpen die terugkomen in de Zeeuwse Omgevingsvisie, variërend van de kwaliteit van het openbaar vervoer tot het vinden van genoeg leerkrachten voor het onderwijs. De resultaten van dit onderdeel worden gepresenteerd in Tabel 7. Net als in de tabellen van het vorige hoofdstuk is hierbij een koppeling gemaakt met de 11 overkoepelende aspecten uit hoofdstuk 3.
Over 15 van de 19 genoemde onderwerpen maakt meer dan de helft van de Zeeuwse inwoners zich enige zorgen of veel zorgen. Het meeste zorgen maakt men zich over het verdwijnen van voorzieningen in kleine kernen/dorpen (91%), het samenvoegen van openbare voorzieningen tot grote voorzieningen buiten Zeeland (85%), leefbaarheid in kleine kernen/dorpen in verband met deeltijdbewoning en recreatieve bewoning (85%) en vervoers- en bereikbaarheidsproblemen bij met name ouderen en studenten (85%). Dit beeld sluit in ieder geval deels aan op het deel van de vragenlijst dat gaat over beoordeling van de fysieke kenmerken en de wens om verbetering. Zo gaf een substantieel deel van de Zeeuwse inwoners eerder al aan dat het aanbod van voorzieningen voor verbetering vatbaar is (hoewel de beoordeling van het voorzieningenaanbod op dit moment niet bijzonder negatief wordt beoordeeld).
Verder zien we dat, waar werkgelegenheid verreweg het vaakst wordt genoemd als verbeterpunt voor Zeeland, de krapte op de arbeidsmarkt niet naar voren komt als belangrijkste punt van zorg voor de toekomst van Zeeland. Niettemin maakt een meerderheid van de inwoners zich enige tot veel zorgen over dit thema.
Voor het thema ‘infrastructuur en bereikbaarheid’ geldt dat bereikbaarheid van voorzieningen met het openbaar vervoer, van alle voorgelegde aspecten, het minst positief werd beoordeeld. Ook bij de vraag naar zorgen komt de kwaliteit van het openbaar vervoer naar voren als zorgpunt; ruim 8 op de 10 geven aan zich hierover (enige tot veel) zorgen te maken.
Net als bij de beoordeling van de huidige fysieke kenmerken van Zeeland geldt ook bij de zorgen voor de toekomst dat niet alle inwoners hierover dezelfde opvattingen hebben [5]. Zo maken oudere inwoners zich over het algemeen meer zorgen over de genoemde thema’s dan de jongere inwoners. Dat geldt het meest uitgesproken voor het vervoer met gevaarlijke stoffen over de weg, maar bijvoorbeeld ook voor een thema dat juist vooral de jongere generaties raakt, namelijk het vinden van genoeg leerkrachten in het onderwijs.
In het stedelijke gebied maakt men zich relatief veel zorgen over de snelheid van verduurzaming van woningen, het verlies van plant- en diersoorten en het vinden van genoeg leerkrachten voor het onderwijs. Buiten het stedelijk gebied maakt men zich relatief meer zorgen over het verdwijnen van voorzieningen in kleine kernen/dorpen, drukte op de Zeeuwse wegen en minder ruimte voor landbouw en visserij.
Mensen die hun hele leven al in Zeeland wonen maken zich relatief meer zorgen over de toekomstige ruimte voor landbouw en visserij. Tegelijkertijd maken degenen die ook buiten Zeeland hebben gewoond zich meer zorgen over de snelheid van verduurzaming van woningen en het risico op overstromingen en wateroverlast.
Aanvullend op de voorgelegde stellingen, kregen respondenten via een open vraag de ruimte om overige zorgen te benoemen. Twee op de tien deelnemers vulden een overige zorg in. De genoemde zorgen zijn niet allemaal gerelateerd aan de inhoud van de Zeeuwse Omgevingsvisie. Als het gaat om de eerdergenoemde aspecten van een provincie om in te wonen en te leven dan valt een aantal zaken op (zie voor de inhoud van de andere zorgen bijlage B).
Voor werkgelegenheid geldt dat deelnemers bij de open vraag invullen zorgen te hebben over de variatie in banen op de arbeidsmarkt. Zo legt een respondent uit: “De mogelijkheid om te kunnen doorstromen en diversiteit is reden voor zorg. Mensen zitten te lang op dezelfde functie omdat ze geen andere keus hebben. Anders gaan ze buiten de provincie op zoek naar werk.”. Wat voorzieningen betreft gaat het respondenten, naast het genoemde ‘verdwijnen van voorzieningen’, ‘samenvoegen van voorzieningen’ en ‘leegstand’, ook om het huidige gebrek aan speelgelegenheid voor jonge kinderen. Binnen infrastructuur speelt ‘bereikbaarheid’ voor respondenten een belangrijke rol. In de open antwoorden lichten ze toe dat de bereikbaarheid van Zeeuws-Vlaanderen omwille van de betaalde Westerscheldetunnel een doorn in het oog is. Bovendien noemt een aantal invullers de verkeersveiligheid op de Zeeuwse wegen als zorg.
Als aanvullende zorg op het gebied van woningen, noemen respondenten de betaalbaarheid van starterswoningen in het bijzonder. “De betaalbaarheid van woningen neemt af. Ik zie dat jongeren langer thuis blijven wonen omdat huurprijzen te hoog zijn.” Ook leegstand en het verduurzamen van woningen is reden tot zorg. Ook ‘veiligheid op straat’ en ‘toenemende criminaliteit’ worden met regelmaat genoemd in de open antwoorden. Een respondent licht toe: “Ik merk sinds ik hier woon de criminaliteit gestegen is in Zeeland, daar maak ik me soms wel zorgen over. Steekpartijen en dat soort dingen.” Over de verdeling van toezicht is ook zorg: “Veiligheid in kleine kernen neemt af omdat de politie zich meer focust op grote kernen.”
Bijna een op de tien genoemde overige zorgen heeft betrekking op het Zeeuwse landschap. De meeste respondenten noemen dat de bebouwing van de kustlijn moet stoppen. Zo beschrijft een respondent: “De toename van het bouwen van vakantiewoningen gaat ten koste van natuur.” Een op de acht antwoorden op de open vraag gaat over sociale samenhang. Onderdeel daarvan is het benoemde aspect ‘saamhorigheid’ dat in de vragenlijst naar voren komt. Aanvullend op de stellingen in de vragenlijst maken respondenten zich ook zorgen over de veranderingen in de Zeeuwse samenleving. “Ik ben weleens ongerust over de individualisering van de samenleving.” En “De kille mentaliteit baart me zorgen.” Sommige respondenten zoeken de vermindering van saamhorigheid bij nieuwkomers. Een respondent legt uit: “In mijn dorp zijn veel buitenlandse werknemers die niet harmoniëren met de andere inwoners.”
Tenslotte wordt in de open antwoorden ook gerefereerd naar zorgen over cultuur en zichtbare historie. Naast de genoemde aspecten maken respondenten zich ook druk over de kwaliteit en het behoud van cultuur. Zo bespreekt een respondent: “Ik maak me zorgen over de sloop van monumentale gebouwen. Als we zo doorgaan verdwijnt het oude straataanzicht.” Een andere respondent noemt: “Het behoud van kwaliteit in de culturele sector zou weleens een probleem kunnen worden.”
De antwoorden op open vragen geven iets meer duiding aan het soort zorgen dat leeft onder de Zeeuwse inwoners. Hierbij moet wel in ogenschouw worden genomen dat een relatief klein aandeel van de respondenten (2 op de 10) dit onderdeel heeft ingevuld, waardoor deze genoemde zorgen geen representatief beeld geven voor alle Zeeuwse inwoners.
Aan de Zeeuwse inwoners is ook een dertiental stellingen voorgelegd die betrekking hebben op de verschillende thema’s uit de Zeeuwse Omgevingsvisie. Aan deelnemers van het onderzoek is gevraagd in hoeverre ze het eens of oneens zijn met de stellingen.
De deelnemers van het onderzoek reageren wisselend op de stellingen. De stelling met het verreweg meeste draagvlak luidt: "Om goede zorg te bieden moeten ziekenhuizen meer gaan samenwerken, ook buiten de provincie". 8 op de 10 inwoners zijn het geheel eens met deze stelling. Het meest oneens zijn de Zeeuwse inwoners over de stelling “Grote inspanningen voor het opslaan van zoetwater zijn niet nodig; we moeten gewoon leren omgaan met droge perioden”. Over een tweetal stellingen, ten aanzien van saamhorigheid en het aantrekken van mensen van buiten Zeeland, is ongeveer de helft van alle ondervraagden neutraal of heeft geen mening.
Over sommige stellingen is er sprake van verdeeldheid naar leeftijd. Jongvolwassenen vinden bijvoorbeeld relatief vaker dan ouderen dat hoogbouw noodzakelijk is om de openbare ruimte en het groen meer ruimte te geven. Ook zijn jongvolwassenen, ten opzichte van de ouderen, vaker voorstander van het organiseren van evenementen om Zeeland op de (inter)nationale kaart te zetten en zijn zij meer uitgesproken over de noodzaak van het spreiden van toerisme voor het in stand houden van het voorzieningenniveau in kleine kernen en dorpen. Andersom zien ouderen, meer dan jongvolwassenen, het belang van duurzame productie van bedrijven (in tegenstelling tot winst maken) en vinden zij vaker dan jongvolwassenen dat de maatschappij te hogen eisen stelt aan boeren en vissers ten aanzien van behoud van natuur en biodiversiteit. Opvallend: ten opzichte van de jongere generaties zijn ouderen het vaker eens met de stelling dat Zeeland aantrekkelijk is voor jongeren om in te wonen, te werken en te leven. De Zeeuwse inwoners van middelbare leeftijd, tot slot, zijn het uitgesproken minder eens met het spreiden van toerisme in Zeeland voor het behoud van voorzieningen in kleine kernen en dorpen, vooral ten opzichte van de jongvolwassenen. Ook hebben zij, van alle drie de leeftijdsgroepen, het minst een uitgesproken beeld bij slim vervoer als oplossing voor de drukte op de Zeeuwse wegen.
Inwoners uit het stedelijk gebied veronderstellen vaker dan inwoners in niet-stedelijk gebied dat digitaal onderwijs ervoor gaat zorgen dat de afstand van de school steeds minder een factor wordt bij de schoolkeuze. Inwoners uit niet-stedelijk gebied vinden op hun beurt vaker dat de maatschappij te hoge eisen stelt aan boeren en vissers als het gaat om het behoud en van natuur en biodiversiteit. Ook vinden zij vaker dan inwoners uit stedelijk gebied dat Zeeland aantrekkelijk is voor jongeren om in te wonen, te werken en te leven.
In vergelijking met inwoners die altijd in Zeeland hebben gewoond, vinden inwoners die niet altijd in Zeeland hebben gewoond dat mensen van buiten de provincie het Zeeuwse leefklimaat verbeteren.
Als aan Zeeuwen wordt gevraagd naar gewenste investering in de toekomst van Zeeland, dan blijken zij gespreid geld in te zetten op een zevental voorgestelde thema’s. Figuur 7 laat de spreiding in antwoorden zien. Men kon maximaal 100 eenheden verdelen.
- Toelichting. De modale Zeeuw zou 15 eenheden uitgeven aan verkeer/infrastructuur, een kwart van de inwoners zou 15 tot 20 eenheden investeren en een kwart zou 10 tot 15 eenheden investeren aan dit thema. De verticale lijn en het lichtgroene en donkergroene vlak geven de spreiding van de antwoorden weer. 90% van de antwoorden valt bin-nen de zwarte lijn; 50% (=2 x 25%) van de antwoorden valt binnen het groene vlak. Gemiddeld zou een Zeeuw 17 eenheden uitgeven aan verkeer/infrastructuur (zie stip in de figuur)
Bij een aantal thema’s is de spreiding van investeringen groter dan bij andere thema's (zoals bij natuur bijvoorbeeld). Op deze thema’s zijn inwoners het minder met elkaar eens als het gaat om de hoeveelheid geld die men zou investeren. Aan natuur, verkeer/infrastructuur en woningbouw wil men gemiddeld genomen net iets meer geld uitgeven dan aan de andere thema’s, terwijl men minder bereid is om te investeren in toerisme en recreatie.
Tot slot is aan de deelnemers van het onderzoek gevraagd in hoeverre zij zich kunnen vinden in een set van voorgestelde acties voor de ontwikkeling van Zeeland in de komende 10 tot 30 jaar. Net als op de stellingen over de toekomst van Zeeland wordt op deze voorgestelde acties wisselend gedacht. De acties met het meeste draagvlak onder de respondenten zijn zorgen voor een snelle digitale bereikbaarheid van Zeeland (86 %) en bouwen met respect voor de historie van de omgeving (83 %). Er zijn nauwelijks inwoners die het oneens zijn met deze acties. Een meerderheid is het uitgesproken oneens met het volledig bij de burgers zelf neerleggen van verduurzaming van woningen, zonder financiële compensatie.
Als het gaat om verschillen tussen groepen inwoners dan zijn dit de meest uitgesproken verschillen: jongvolwassenen zijn vaker dan ouderen voorstander van concentratie van voorzieningen en woningtypen die geschikt zijn voor ouderen en mindervaliden. Inwoners uit het stedelijke gebied vinden vaker dan inwoners in niet-stedelijk gebied dat alleen binnen de steden en dorpen zelf ruimte moet worden gemaakt voor woningbouwplannen. Ze vinden ook vaker dat er moet worden geïnvesteerd in een goede bereikbaarheid van de vier Zeeuwse steden. Voorts zijn inwoners die niet altijd in de provincie hebben gewoond vaker van mening dat arbeidskrachten van buiten Zeeland moeten worden aangetrokken.
Aan de respondenten is nog een tweede set aan stellingen voorgelegd over Zeeland in de komende 10 tot 30 jaar. Voor de tweede set aan voorgestelde acties is, gemiddeld genomen, meer draagvlak onder de inwoners van Zeeland dan voor de eerste set. Met 10 van de 12 voorgestelde acties is een meerderheid van de respondenten het (helemaal) eens. Er is slechts één voorgestelde actie waar een meerderheid het (helemaal) mee oneens is, namelijk dat inwoners verplicht moeten worden om bij te dragen aan behoud van culturele, sportieve en andere evenementen.
Wederom zien we enkele verschillen tussen de Zeeuwse bevolkingsgroepen als het gaat om de wenselijkheid van acties voor de toekomst van Zeeland. De belangrijkste verschillen zijn dat jongvolwassenen veel vaker dan ouderen aangeven dat er meer activiteiten, evenementen en festivals moeten worden georganiseerd. Inwoners uit stedelijk gebied zijn meer voorstander van het creëren van natuur zonder recreatieve voorzieningen dan inwoners uit niet-stedelijk gebied.
5. Conclusies
De koers voor de toekomst van Zeeland wordt voor een deel gestuurd vanuit de Zeeuwse Omgevingsvisie. Met een onderzoek onder de Zeeuwse inwoners wil de Provincie Zeeland de mogelijkheid bieden aan Zeeuwen om mee te denken over de keuzes waar Zeeland nu en in de toekomst voor staat. In dit surveyonderzoek is aan inwoners van Zeeland gevraagd wat zij belangrijk vinden als het gaat om het leven in en de toekomst van Zeeland. Onder andere is onderzocht in hoeverre de inwoners zich herkennen in de kernkwaliteiten van Zeeland, zoals geformuleerd in de concept Omgevingsvisie. Daarnaast is gekeken naar de beoordeling door de Zeeuwse inwoners van de fysieke kenmerken van Zeeland zoals ze nu zijn. Tot slot is onderzocht welke zorgen de Zeeuwse inwoners hebben en welke kansen en mogelijke acties zij zien voor de toekomst van Zeeland tot 2050.
Zeeuwen zijn in het algemeen positief over de eigen provincie. Zo associëren zij kwaliteiten als ‘mooi’, ‘plezierig’ en ‘ontspannen’ met Zeeland en wordt de kernkwaliteit ‘genieten en opladen’ door het merendeel van de inwoners herkend. Rust, ruimte, recreatiemogelijkheden, natuurlijke omgeving en het landschap worden als sterke punten van Zeeland gezien. Kritischer zijn de Zeeuwse inwoners over carrièrekansen, bereikbaarheid vanuit andere regio’s en studiemogelijkheden.
De geformuleerde kernkwaliteiten van Zeeland worden door de Zeeuwse inwoners ten dele (h)erkend. Waar de kernkwaliteit ‘Genieten en opladen’ door een grote meerderheid wordt onderschreven, worden de kernkwaliteiten ‘Koppig, volhardend en kansen pakken’ en ‘vindingrijk en innovatief’ minder gedragen. Een uitzondering vormt de oudere bevolkingsgroep van 65 jaar en ouder, waarvoor geldt dat een meerderheid zich herkent in alle vier de Zeeuwse kernkwaliteiten.
Het landschap en de natuurlijke omgeving van Zeeland worden door inwoners hooggewaardeerd. Het gaat dan specifiek om de schoonheid van het Zeeuwse landschap, ruimte voor de natuur, diversiteit van flora en fauna en de ervaring van een gezonde leefomgeving. Inwoners geven aan dat zij de natuurlijke omgeving graag willen behouden voor de toekomst. Daarbij worden ook de recreatiemogelijkheden in Zeeland postief gewaardeerd door de Zeeuwse inwoners. Dat Zeeland nu goed scoort op de natuurlijke omgeving betekent niet dat inwoners zich geen zorgen maken. Het verlies van plant- en diersoorten en vervuiling van lucht, water en bodem zijn gedeelde zorgen onder inwoners. Natuur kan volgens de inwoners behouden blijven en worden versterkt door natuur zonder recreatieve voorzieningen te creëren (‘natuur mag natuur blijven’) en door alleen binnen de grenzen van dorpen en steden te bouwen. Ook pleiten de Zeeuwen voor minder steen en meer groen op straten, in tuinen en op gevels. Meer hoogbouw in stedelijk gebied en het opleggen van hogere eisen aan boeren en vissers om zo natuur te behouden worden door de meeste inwoners niet als wenselijke acties gezien.
Het oordeel over de voorzieningen in Zeeland bestaat uit twee onderdelen, namelijk: aanbod en bereikbaarheid. Als het gaat om aanbod scoort Zeeland volgens de eigen inwoners matig (o.a. scholen, winkels) tot voldoende (horeca). De bereikbaarheid van voorzieningen met de auto wordt hooggewaardeerd in Zeeland. De bereikbaarheid van voorzieningen met openbaar vervoer wordt daarentegen laaggewaardeerd. In het algemeen zien de inwoners ruimte voor verbetering in het aanbod van voorzieningen. Kijkend naar de toekomst op dit thema dan blijken inwoners zich zorgen te maken over het verdwijnen en samenvoegen (schaalvergroting) van voorzieningen en over verval door leegstand. Daarnaast geven veel mensen aan dat zij zich zorgen maken over vervoer- en bereikbaarheidsproblemen bij met name ouderen en studenten.
Zinvolle acties op dit thema worden door inwoners gezien in het verbeteren van de bereikbaarheid van de vier Zeeuwse steden en toeristenspreiding over Zeeland om zodoende het voorzieningenniveau in kleine kernen in stand te houden. Op het gebied van zorg is er veel draagvlak voor samenwerking tussen de ziekenhuizen, ook met ziekenhuizen buiten de provincie. Digitalisering lijkt vooralsnog niet als oplossing te worden gezien om voorzieningen beter bereikbaar te maken. Zo geeft een minderheid van de inwoners aan hier geloof in te hebben (‘Digitaal onderwijs zal afstand tot school minder belangrijk maken’) of dit als wenselijk te zien (‘Als ik mijn zaken digitaal of via videoverbinding kan regelen dan vind ik het prima dat voorzieningen worden samengevoegd tot een grotere’). Het is niet zo dat digitale bereikbaarheid onbelangrijk wordt gevonden, want het overgrote deel van de inwoners, zowel jong als oud, vindt dat moet worden gezorgd voor een snelle digitale bereikbaarheid in Zeeland.
Werkgelegenheid en carrièrekansen worden door inwoners als de belangrijkste aspecten voor een provincie gezien als het gaat om prettig wonen en leven. Inwoners zijn negatiever over de werkgelegenheid en met name over de carrièrekansen in Zeeland. Daarbij maken drie op de vijf inwoners zich zorgen over de krapte op de arbeidsmarkt (er zijn meer banen dan werkzoekenden). Een verklaring kan zijn dat inwoners weliswaar oordelen dat er genoeg banen zijn (bijvoorbeeld in het onderwijs), maar dat deze banen er niet per definitie zijn in hun eigen expertisegebied of opleidingsniveau. Deze verklaring wordt ondersteund door de open vragen in de vragenlijst waarbij inwoners aangaven dat de diversiteit in banen beperkt is.
Bijna de helft van de inwoners staat neutraal tegenover de stelling dat mensen die van buiten de provincie naar Zeeland verhuizen, het leefklimaat in de provincie verbeteren. Inwoners die niet altijd in Zeeland hebben gewoond zijn meer uitgesproken positief over de bijdrage van nieuwkomers aan het Zeeuwse leefklimaat. Er moet bij deze bevinding worden opgemerkt dat het kan gaan om verschillende groepen nieuwkomers, zoals arbeidskrachten, studenten of gepensioneerden. Een stelling die verder ingaat op dit thema laat zien dat het merendeel van de inwoners overwegend neutraal of positief staat tegenover het aantrekken van arbeidskracht van buiten Zeeland. Verder ligt het aandeel inwoners dat Zeeland aantrekkelijk vindt voor jongeren lager dan het aandeel dat dit niet vindt; vooral jongvolwassenen vinden Zeeland minder aantrekkelijk als woon-, werk- en leefgebied voor hun generatie. Kansrijke acties die Zeeland volgens de eigen inwoners aantrekkelijker kunnen maken, zijn: verbeteren van bereikbaarheid uit omliggende regio’s (wordt nu als matig tot onvoldoende beoordeeld), verbeteren van OV-verbindingen (ook binnen Zeeland), aanbieden van niche opleidingen om jongeren te werven en het organiseren van meer activiteiten, evenementen en festivals. Bijna tweederde (vooral jongvolwassenen) oordeelt dat dit laatste Zeeland op de (inter)nationale kaart kan zetten.
Zeeuwen oordelen gematigd positief over de veiligheid in Zeeland. Vooral als het gaat om bescherming tegen water en zee scoort Zeeland volgens de inwoners goed. Het merendeel van de inwoners maakt zich dan ook geen zorgen om overstromingen en/of wateroverlast. Dat er in de toekomst grotere hoeveelheden regen kan vallen lijkt door de inwoners wel te worden herkend. Zo geven veel inwoners aan dat het gebruik van straatstenen en asfalt dat overtollig regenwater doorlaat wenselijk is. Voorts dient Zeeland volgens inwoners in de toekomst een plan te maken bij nieuwe ontwikkelingen om zoetwater op te vangen voor eventuele perioden van droogte.
De diversiteit en betaalbaarheid van de woningen in Zeeland worden door inwoners als matig tot voldoende beoordeeld. Ongeveer drie op de vier inwoners maken zich zorgen over de hoeveelheid betaalbare woningen voor mensen die tijdelijk of op korte termijn een woning zoeken. Ook wordt het gebruik van woningen als recreatiewoning door de meeste inwoners gezien als een bedreiging voor de leefbaarheid van kleine kernen/dorpen. Inwoners zien oplossingen in bouwplannen, maar dan vooral binnen de dorpen of steden en met respect voor de historie van de omgeving. De meningen over de snelheid van verduurzamen van woningen zijn verdeeld. Slechts een klein aandeel inwoners vindt dat de verantwoordelijkheid van verduurzaming alleen bij de woningbezitter zelf ligt. Als aan inwoners van Zeeland wordt gevraagd om zelf trefwoorden te noemen van zaken die respectievelijk behouden en veranderd moeten worden in Zeeland, dan wordt de hoeveelheid woningen genoemd als zowel iets om te behouden als om te veranderen.
Aanbod van culturele activiteiten, evenementen en festivals scoort matig tot voldoende. Ten opzichte van de andere voorgelegde thema’s, wordt cultuur laag ingeschaald op de lijst van belangrijke aspecten aan een provincie om in te wonen en te leven. In de open vraag over wat er in Zeeland behouden moet worden, noemen inwoners van Zeeland wel vaker cultuur-gerelateerde termen. Naast ‘cultuur’ noemen ze ook ‘historie’, ‘monumenten’ en ‘karakter’ als belangrijk aspect om te behouden in Zeeland. Voor de toekomst oordeelt het merendeel van de inwoners dat cultuurhistorie meer mag worden getoond. Jongvolwassenen vinden vooral dat er meer evenementen, activiteiten en festivals georganiseerd mogen worden. Inwoners verplichten om bij te dragen aan culturele, sportieve en andere evenementen wordt door weinig inwoners ondersteund.
Op meerdere punten wijken jongvolwassenen (16-30 jaar) af van ouderen (65 jaar en ouder). Jongvolwassenen associëren Zeeland meer met ‘ouderwets’; terwijl ouderen de provincie meer met ‘levendig’ associëren. Ze herkennen zich ook minder in de kernkwaliteit ‘koppig, volhardend en kansen pakken’ en ‘vindingrijk en innovatief’. Wel vinden ze ‘genieten en opladen’ (zeer) passend bij de provincie.
Jongvolwassenen wensen, net als de andere leeftijdsgroepen, eerst en vooral verandering op het gebied van werkgelegenheid en carrièrekansen, alsook op het gebied van het voorzieningenaanbod. Nog meer dan andere leeftijdsgroepen geven jongeren aan veranderingen te wensen op het gebied van onderwijs en infrastructuur/bereikbaarheid van Zeeland. Als het gaat over de toekomst dan maken jongvolwassenen zich minder zorgen dan ouderen. Als ze zich zorgen maken dan zijn het vooral zaken die hen persoonlijk aangaan. Bij ouderen geldt dat zorgen over toekomstige ontwikkelingen meer worden gedeeld, ongeacht of ze het aspect wel of niet een hoge prioritering geven op de lijst van gewenste veranderingen voor Zeeland.
Jongvolwassenen geven, net als ouderen, een hoge waardering voor de natuurlijke omgeving van Zeeland. Ze maken zich bovendien evenveel zorgen als ouderen als het gaat om de natuurlijke omgeving (plant- en diersoorten en de hoeveelheid groen in de leefomgeving) en ze zijn het even vaak met ouderen eens als het gaat om mogelijke acties op dit aspect (het creëren van stukken natuur zonder recreatie en het gebruiken van minder steen en meer groen op straat, in tuinen en op gevels).
Als we kijken naar de woongeschiedenis en de mate van stedelijkheid van het woongebied van de respondent dan zien we weinig verschillen tussen de inwoners. Behalve als het bijvoorbeeld gaat om het verdwijnen van voorzieningen in kleine kernen/dorpen (hier maken inwoners uit niet-stedelijk gebied zich meer zorgen om) of als het gaat om mogelijke acties zoals het investeren in een goede bereikbaarheid van de vier Zeeuwse steden (dit wordt meer gedragen door inwoners uit het stedelijk gebied). Inwoners die niet altijd in Zeeland hebben gewoond lijken zich wat meer zorgen te maken over ontwikkelingen die ook landelijk spelen (verduurzamen, opslag van zoetwater) en lijken wat meer naar buiten gericht (meer steun voor het aantrekken van arbeidskrachten van buiten Zeeland).
Eindnoten
[1] Wij willen de klankbordgroep van dit onderzoek bedanken voor hun kritische blik en bijdrage aan het onderzoeksplan, de vragenlijst en de onderzoeksrapportage. De klankbordgroep bestond uit: Herman Lelieveldt (UCR/UU), Ger Rijkers (UCR/UU), Marga Vermue (gemeente Sluis en VZG), Alexandra Scherbeijn (Provincie Zeeland) en Karen van Schaik (Provincie Zeeland).
[2] Om tot uitspraken te komen over verschillen tussen inwoners zijn alle analyses ook multivariaat uitgevoerd. Bij de multivariate toetsing is rekening gehouden met geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, woongeschiedenis, mate van stedelijkheid van het woongebied en de woonregio van de respondent.
[3] In de multivariate toetsing vinden wij geen directe samenhang meer tussen:
- Leeftijd en de tegenstellingen: lelijk-mooi, zwak-krachtig, en bewust-niet bewust van historie.
- Woongeschiedenis en de tegenstellingen: druk-rustig, en begaan-niet begaan met natuurlijke omgeving.
- Mate van stedelijkheid woongebied en de tegenstellingen: druk-rustig, begaan-niet begaan met natuurlijke omgeving, zwak-krachtig, lelijk-mooi, mislukt-succesvol, en naar binnen gericht-naar buiten gericht.
De significante verschillen uit de multivariate toetsing zijn gepresenteerd in de figuur.
[4] Respondenten geven soms een trefwoord op van hetgeen men zowel wil behouden als wil veranderen. Bijvoorbeeld het trefwoord ‘werkgelegenheid’ wordt in 29% van de gevallen zowel bij behoud als bij verandering genoemd door de respondent.
[5] Ook in dit hoofdstuk geldt dat alle verschillen multivariaat zijn getoetst. Alle resultaten van deze multivariate toetsing zijn opgenomen in tabellen C tot en met F in bijlage A.
Beerli, A. & Martin, J.D. (2004). Factors influencing destination image. Annals of Tourism Research, 31 (3), 657-681.
Dormans, S.E.M., Van Houtum, H.J. & Lagendijk, A. (2003). De verbeelding van de stad. De constructie van de stedelijke identiteit van Arnhem, Groningen, Maatstricht en Tilburg. NETHUR: Utrecht.
Dorp, Stad & Land (2019). Zeeuwse kernkwaliteiten: verkenning van typische Zeeuwse kenmerken en waarden. Provincie Zeeland: Middelburg.
Gemeente Eindhoven (2020). Procesverslag samenspraak omgevingsvisie Gemeente Eindhoven. Verkegen op 12 juni 2020 via www.eindhoven.nl.
Gemeente Houten (2018). Identiteit en imago van gemeente Houten: resultaten onderzoek 2017. Totta Research: Amsterdam.
Gemeente Koggenland (2020). Resultaat Participatie Koggenland. Rho adviseurs voor leefruimte.
Hosany, S., Ekinci, Y. & Uysal, M. (2005). Destination image and destination personality. International Journal of Culture, Tourism and Hospitality Research, 1, 62-81.
Kapferer, J.N. (2008). The new strategic brand management. British Library: Londen.
Martin, I.M. & Eroglu, S. (1993). Measuring a Multi-Dimensional Construct: Country Image. Journal of Business Research, 28, 191-210.
NBTC-NIPO (2014). Kracht van regiomerken onderzoek 2013: eindrapportage Zeeland. NBTC Holland Marketing: Den Haag.
NBTC-NIPO (2017). Kracht van regiomerken onderzoek 2016/2017: eindrapportage Zeeland. NBTC Holland Marketing: Den Haag.
Nicolas, F. & Van der Zwaan, A.H. (1963). De dimensies van het semantisch differentiaal. Sociologische Gids, 14, 315-324.
PON (2018). Ontwikkeling van de Brabantse samenleving. PON Brabantpanel: Tilburg.
PON (2019). Inwoneronderzoek in de gemeente Voorst. PON: Tilburg.
Provincie Utrecht (2018). Enquête Omgevingsvisie. Verkregen op 12 juni 2020 via omgevingswet.provincie-utrecht.nl.
Provincie Zeeland (2020). Zeeuwse Omgevingsvisie 2021 conceptversie. Middelburg.
Russel, J.A., Ward, L.M. & Pratt, G. (1981). Affective Quality Attributed to Environments: A Factor Analytic Study. Environment and Behavior, 13 (3), 259-288.
Upshaw, L.B.(1995). Building Brand Identity: A Strategy for Success in a Hostile Market Place. Wiley: New York.
Van Keken, G. (2011). De constructie van regionale identiteit: Zeeland. Strategieën van place branding en place making. Erasmus Universiteit Rotterdam, School of Management.
Van Raaij, W.F., Vinken, H. & Van Dun, L.P.M. (2002). Het Imago van de Publieke Sector als Werkgever. Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA): Universiteit van Tilburg & Universiteit Utrecht.