Opvoeden en corona
De invloed van de coronacrisis op de opvoeding van jonge kinderen in Zeeland.
Dit jaar ontkomen we er niet aan om de resultaten uit het vragenlijstonderzoek met een andere bril te bekijken: de globale pandemie COVID-19 heeft een bijzonder effect op onze samenleving. Het ZB| Planbureau onderzoekt, in het kader van deze uitgave, hoe ouders van jonge kinderen de gevolgen van de coronacrisis ervaren in de opvoeding van hun kind(eren).
In het najaar van 2020 ondervroegen we 1.125 ouders van 3- of 4-jarigen in het kader de vierjaarlijkse cyclus van de Jeugdmonitor Zeeland. In de vragenlijst waren deze keer ook vragen opgenomen over de invloed van de coronacrisis op de opvoeding. Respondenten kregen twee vragen voorgelegd waarbij een vraag ging over een mogelijk positieve invloed van de coronacrisis op het ouderschap en de omgang met kinderen (zoals meer quality time, meer contact); en een vraag over eventuele negatieve gevolgen van de crisis (zoals ruzies, minder aandacht voor elkaar). De ouders van jonge kinderen konden daarbij antwoorden dat de coronacrisis helemaal geen invloed tot een grote invloed heeft gehad op de opvoeding. In deze bijdrage presenteren we de uitkomsten van dit onderdeel van het onderzoek onder ouders van jonge kinderen.
Kijken we eerst afzonderlijk naar de antwoorden op de vragen dan zien we dat het merendeel van de gezinnen een grote (25%) of een beetje positieve invloed (48%) ervaart van de coronacrisis op het ouderschap en de omgang met hun kind(eren). Het aandeel gezinnen dat helemaal geen positieve invloed ervaart is 7%.
Een klein aandeel (4%) van de gezinnen ervaart een grote negatieve invloed van de coronacrisis op het ouderschap en de omgang met kind(eren). Ruim 7 op de 10 gezinnen ervaren nauwelijks of een beetje negatieve invloed. Een kwart van de ouders ervaart helemaal geen negatieve invloed van de coronacrisis op de opvoeding.
Als we de antwoorden op beide vragen combineren dan blijkt dat de meeste gezinnen zowel positieve als negatieve gevolgen van de coronacrisis ervaren. Met name de ouders die een beperkte invloed ervoeren, ondervinden dat in gunstige én ongunstige zin. In figuur 1 wordt verder zichtbaar dat een behoorlijk aandeel van de ondervraagden (17%) geen negatieve invloed op het gezinsleven ervaart maar wel degelijk enige tot grote positieve verandering ziet. Tenslotte maakt de vergelijking ook zichtbaar dat maar een kleine groep ouders (4%) die geen positieve gevolgen ziet, wel met enige of grote negatieve gevolgen te maken kreeg.
Enige voorzichtigheid is geboden bij het trekken van conclusies over gebroken gezinnen. Aan het onderzoek deden in totaal namelijk 80 ouders mee die niet meer samen zijn met de andere ouder van het kind. Desalniettemin zien we een patroon met significante verschillen als het gaat om de invloed van de coronacrisis op de opvoeding. Zo zien we dat gezinnen waarin beide ouders niet meer bij elkaar zijn vaker of een negatieve invloed, of een positieve invloed ervaren van de crisis. Alle (gematigde) beoordelingen daar tussen komt bij hen minder vaak voor dan bij ouders waarin beide ouders wel bij elkaar zijn. In laatstgenoemde gezinnen is er vaker sprake van een combinatie van invloed: zowel positief als negatief.
Opvallend genoeg zien wij geen verschil in ervaren invloed van de coronacrisis als we kijken naar onderlinge verdeling van het betaalde werk tussen de ouders. We zien weliswaar dat 8% van de ouders die beiden voltijds werken een grote negatieve invloed ervaren van de coronacrisis. Dit aandeel wijkt echter niet significant af van gezinnen waarin is gekozen voor een andere verdeling van het betaalde werk. Als we kijken naar de ervaren positieve invloed van de coronacrisis dan zien we wederom geen significante verschillen tussen gezinnen met verschillende verdelingen van het betaalde werk.
Het is mogelijk dat de unieke situatie en de mogelijkheid die ouders kregen vanuit de werkgever om thuisonderwijs of zorg te verlenen aan het kind eraan hebben bijgedragen dat er nauwelijks verschillen zijn in ervaren invloed van COVID-19 op het ouderschap tussen enerzijds ouders die voltijds werken en anderzijds ouders met een andere (betaalde) arbeidsverdeling binnen het huishouden.
We hebben in de analyse verder rekening gehouden met schoolgang van het jonge kind. Ook in deze analyse zien we geen verschillen tussen gezinnen waarbij het kind naar school gaat en gezinnen waarbij het kind niet naar school gaat.
In het najaar van 2020 heeft ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland de Jeugdmonitor Zeeland uitgevoerd onder ouders van jonge kinderen die zijn geboren in 2016. Hiervoor is een schriftelijke en online vragenlijst gebruikt. Het onderzoek wordt eens in de vier jaar gehouden en is onderdeel van een cyclus waarin we ook kinderen in de basisschoolleeftijd, het voortgezet onderwijs en jongvolwassenen ondervragen. Uit de responstabel blijkt dat deelname van ouders in sommige gemeenten wat lager ligt dan in andere gemeenten (zoals bijvoorbeeld in de gemeente Vlissingen). Het databestand is daarom gewogen naar gemeente op basis van het aantal kinderen dat geboren is in 2016.